Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/282

Deze pagina is proefgelezen

gedaan had, was voor mij eene waarschuwing, die tot omzichtigheid vermaande. De grijsaard, hoe machteloos hij ook scheen, was un homme à expédients; indien hij te vroeg wist wie de erfgenaam van tante Sophie was, en zijne verhouding tot Francis, was hij in staat om op haar toekomstig vermogen te speculeeren.

Ik zag hem als een bezwaarpunt, als een donkere stip aan den horizont van mijn geluk, die voortdurend mijne opmerkzaamheid zou vorderen, en ik voelde de drukkende waarheid van de uitspraak: »die het goed vermeerdert, vermeerdert de kwellingen!"

»Gij begrijpt, Willem! dat ik onder zulke bijgedachten, die zich mijns ondanks telkens aan mij opdrongen, zeer slecht gestemd was om mijn oud-oom met een opgeruimd gelaat geluk te wenschen met zijn feestdag.

Zes en zeventig jaar! al het uiterlijke van ’t geen men een respectabel man noemt, en toch zoo diep gevallen; doch waartoe u deelgenoot te maken van al het strijdige en pijnlijke dat er toen in mij omging! ik moest er mij tegen verzetten en een visage de circonstance vertoonen, dat spreekt vanzelf.

Gij zult voor het oogenblik ook wel genoeg hebben van die sombere legende van de Werve, en ik ga eens naar Francis om zien, die vooreerst nog niet weten moet dat ik een vriend heb die haar karakter leert kennen, trek voor trek, zooals het zich aan mijn blik voordoet. En nu, laat mij eens spoedig van u hooren; mij dunkt gij hebt nu al genoeg gehoord en gezien van het Indische leven, om er uw gevoelen over te kunnen zeggen, al weet ik dat gij de zaken liefst van alle kanten beziet eer gij er u over uitlaat.

Salut et Amitié
L. v. Z.

Daar het Zondag was, ving het feest aan met »kerkparade" zooals Francis het noemde. De generaal, in zijn kwaliteit van seigneur de village en bij zijne gezetheid op ’t geen een goeden klank had, was een voorstander van den publieken godsdienst, en had tot vaste gewoonte, zich iederen Zondagmorgen met zijne kleindochter in de, ambachtsheerlijke bank te vertoonen, ten bewijze dat hij tot de gemeente behoorde en de behoorlijke reverentie had voor hare instelling. Of hij er gesticht werd, is twijfelachtig, maar dat hij de