Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/283

Deze pagina is proefgelezen

toeschouwers stichtte door zijne waardige houding is bijna zeker. Als oud-militair beschouwde hij het als dienstplicht, en of hij zich verveelde of ergerde, men zag het hem niet aan. Rechtop, met het gelaat naar den spreker gewend, zat hij te luisteren, onwrikbaar, onbewegelijk; of hij aan wat anders dacht, stond niet op zijn gelaat te lezen. Tegen het midden van de predikatie vielen zijn oogen wel eens toe; maar daar de grootste helft van ’t gehoor in denzelfden toestand van slaperigheid geraakte, ergerde het niemand, zelfs niet den predikant, die aan deze uitkomst gewoon was en inderdaad ook niet het recht had zich daarover te verwonderen. Althans op dien ochtend, toen ik in dit verplicht kerk bezoek begrepen was, vond ik er, met den besten wil om gesticht te worden, geene de minste opwekking, en alleen de ergernis dat een man, wien de zorg voor eene gemeente was toevertrouwd, zoo weinig consciënte had om hare hoogste belangen op zulk eene schrale wijze te behartigen. In het gebed zelfs tintelde geen sprank van gloed of leven, en het was of de man een paskwil op zich zelf had willen maken, toen hij tot tekst had genomen de vermaning van Paulus, die tot geestdrift behoorde te ontvlammen: »Zijt vurig van geest," want zelf was hij noch heet noch koud; hij was lauw, akelig lauw, een ware Laodiceër, aan wien de apostel met zijn strengste woord zou hebben toegevoegd: wees liever een bestrijder dan zulk een bondgenoot. En de langzaamheid, de onnatuurlijke deftigheid waarmee tot ijveren werd aangenaamd, was zoo opvallend strijdig met het enthousiasme dat zulk een onderwerp vorderde van hem die het koos, dat men zeer zeker een acteur zou gesiffleerd hebben, die zoo slecht in zijne rol ware geweest. Maar men was in eene kerk, men moest zich onthouden, en de ongeschikte dienaar kon zonder stoornis zijn gang gaan, zoolang zijn eigen geweten hem niet waarschuwde.

Het verheugde mij evenzeer als het mij verraste, dat de gemeente nog in zich zelve leven genoeg scheen te hebben om met opgewektheid den psalm te zingen, die gelukkig door een niet al te slecht bespeeld orgel werd begeleid. Ik zal niet zeggen dat Francis zich goed hield, want de ergernis, de verveling, ja zekere droefheid en verontwaardiging stonden op haar gelaat te lezen, en zij scheen geen rust te kunnen houden. Ten laatste sloeg zij haar kwarto Bijbel open en ging daarin zitten lezen als ware zij alleen geweest. Ik zag dat zij evenzeer de aandacht als de ergernis wekte; het