Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/290

Deze pagina is proefgelezen

in het hoofd."

»Of het mij heugt! En hoe de dames zich daarover ergerden, die er later, naar ik vernam, eene amazone van gemaakt hebben!"

»Connu, de dames maken er al van wat zij willen, als zij eens aan ’t brodeeren zijn! Liegen schijnt geen kwaad als men zich maat amuseert, en de politie bemoeit er zich niet mee. Maar ’t geen gij nu ziet is ten minste genoeg om u te doen begrijpen, dat het nu niet meer gaat."

»Maar Francis!" kon ik mij niet onthouden in te vallen; »als ’t nu alleen op een toilet aankwam, — en gij het graag deedt, — dan zou ik daar wel raad voor weten. In den Haag is men er zoo vlug mee…"

»Dankje, Leo! Als men het niet kan betalen, moet men het niet nemen, zelfs niet in den Haag! Ik vergenoeg er mij mee, en mijn vriend Willibald moet er ook in berusten, want de weigering valt mij al hard genoeg, zonder dat er nog bij komt het verdriet om er met hem over te discussieeren."

Dit klonk beslissend. En de goede Willibald bleef verslagen zwijgen. Hij zuchtte en zag weer op haar met een droevig schouderophalen.

»Ik ben rijk, Francis, ik ben het omdat gij het zóó hebt gewild. Gevoelt gij dan niet welk een genoegen het mij zijn zou als gij eens de comfort van mijn huis, van mijne fortuin mede wildet genieten?"

»Brisons!" zei Francis; »ik dacht dat gij mij heel wat anders hadt te vragen…"

»Ik heb ook nog wat anders te vragen, maar ik durf er nu, haast niet mede voor den dag komen; mijne vrouw had u eene confidentie te doen…" en de fijnvoelende jonge echtgenoot werd eenigszins bleek.

»Le secret de la comédie!’ riep Francis glimlachend; »mag ik er eens naar raden… eene interessante positie; er is een doopjurk noodig. Ongelukkig borduur ik zoo slecht; ik kan op zijn best mijn dienst presenteeren om de luiers te zoomen."

»Dat komt allemaal terecht zonder u, freule; maar… er is eene peettante noodig, in de verte altijd… en die mag geene andere zijn dan gij; mijn kind zal Francis heeten, of het een zoon dan wel eene dochter is; dit moet gij mij toestaan."

»Wat zal dat arme kind aan zoo’n povere peettante hebben!"

»Iets dat voor ons zeer veel beteekent. Het zal een naam voeren dien wij altijd in ’t geheugen wenschen te houden en die door ons steeds met achting en dankbaarheid zal worden genoemd," sprak Willibald met gevoel, haar de hand toestekende.

»Och!gij zijt een sentimenteele dweper, Willibald, dat heb ik altijd gezegd; maar ik wil niet alles weigeren… het zij zoo; alleen ik moet u waarschuwen dat mijn naam geen geluk aanbrengt."

»Daar waag ik het op; ik ben niet bijgeloovig, maar — dan moet gij mij toch beloven het zelve ten doop te houden; daar hecht ik aan, al zou ik met moeder en kind naar de Werve komen, om in uwe kerk…"

»Neen! neen! op één dag heen en weer zal ik het er nog wel uitbreken; wij moeten den zuigeling en het jonge moedertje niet dérangeeren; ik voel nu al, dat tante zijn mijne vocatie is…" Zij sprak dat laatste lachende, maar het was een zwaarmoedig: lachje, en kennelijk voelde zij er meer bij dan zij uitsprak. Willibald ook vatte het zoo op.

»Francis! hoe zou ik wenschen u nog eens recht gelukkig te zien!"

»Welnu! wie zegt u dat ik niet recht gelukkig ben; oude freules, als zij goede tantes worden, hebben toch ook nog haar nut,"

»In elk geval zijt gij nog geen oude freule, Francis! al hebt gij altijd over mij voogdij willen oefenen als ware ik uw jongere broeder…"

»Majoor Frans heeft geen leeftijd."

»Dat wil zeggen, dat zij altijd kind is gebleven," voegde ik