Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/306

Deze pagina is proefgelezen

eenvoudig."

Ik vond het eenvoudiger Rolf vooruit te gaan waarschuwen en tot stilzwijgen en toegefelijkheid stemmen; ik had medelijden met den armen man, dat ik hem met zulke tijding uit zijne feestelijke stemming moest opschrikken. Ik vond hem nog zoo dommelig en zoo beneveld, dat ik moeite had hem aan ’t verstand te brengen wat er gaande was. Toen hij mij eindelijk begreep, meende ik dat hij zelf eene beroerte zou krijgen van smart en ergernis, en zonderling, de laatste was nog heftiger dan de eerste.

»Wat doet die hier? hij brengt altijd ongeluk aan. Maar dat kan hem niet schelen; hij ontziet zich toch niet zijne dwaze invallen uit te voeren, als zou hij er ook Francis ongelukkig door maken en zijn vader vermoorden," Ik bracht hem onder ’t oog dat een man op den leeftijd van den generaal, na een copieus diner zooals het zijne was geweest, nog gevolgd door het druk gebruik van kruiderwijn in de open lucht, heel licht een aanval van beroerte had kunnen krijgen zonder verdere bijkomende omstandigheden; maar evenals Francis hield hij vol dat er zonder Rudolf niets gebeurd zou zijn; daarenboven beweerde hij dat hij zijn krijgsmansplicht verzuimde, zoo hij geen kennis gaf aan de bevoegde autoriteiten en »en deserteur" liet arresteeren!

Het kostte mij werkelijk eenige moeite hem van dit idée fixe af te brengen en te doen verstaan dat er een hoogere plicht was, die der menschelijkheid, en dat deze hem gebood, den zoon niet te weren van zijns vaders ziekbed, dat mogelijk een sterfbed kon zijn; dat freule Mordaunt zelve haar oom gastvrijheid had verleend, en dat het aan ons was om het smartelijk familie-geheim te eerbiedigen en te zorgen dat master Smithson weer in veiligheid kon aftrekken. Deze voorstelling bleek doel te treffen, en Rolf was toch innerlijk te goedhartig om te doen wat hij overluid riep dat zijn militaire plicht was, tenzij de generaal zelf het uitdrukkelijk begeerde.

Toen ik nu, vergezeld van Rolf, weer de ziekenkamer binnenging, vonden wij er reeds den dorpsgeneesheer, die van een patiënt in de nabuurschap terugkeerde en dien Frits gelukkig had ontmoet.

Hij achtte den toestand zorgelijk en eene lating hoog noodig, had zijn lancet bij zich en wenschte de operatie onverwijld te volbrengen. De patiënt moest ontkleed worden; Frits en Rolf strekten hem