Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/314

Deze pagina is proefgelezen

liep ik groot gevaar lang te wachten! Eene coquette had zeker niet gemankeerd den onvoorzichtige, die haar in een voornemen dwarsboomde, daarvoor duchtig te laten boeten; maar het bleek wel, dat zij boven die kleingeestige damesmanieren verheven was, want zij kwam heel spoedig terug en had alleen de lastige sleepende amazonerok verwisseld voor een kort, licht kleedje, dat minder hinderlijk was bij de wandeling. Het hoedje en het jacketje had zij behouden, en zij trad vlug en besloten naar mij toe, terwijl zij vroeg:

»En waar gaan wij nu heen?"

»Maar… mij dunkt het bosch in."

»Gij hebt gelijk, het is er nu heerlijk; wij kunnen wandelen tot het rond-point en daar rusten."

Zoo gingen wij een eind weg de groote laan door die naar het bosch voerde; zwijgend, juist omdat wij elkaar zooveel te zeggen hadden.

Ik was besloten te spreken, maar nog niet met mij zelven eens hoe ik zou aanvangen, toen zij begon:

»Ik kan u mijn wandelrit wel opofferen, Leo! maar niet de plichten die er mee in verband staan."

»Geloof van mij, Francis! dat ik u nooit in den weg zal zijn als bet de vervulling van plichten geldt; integendeel, gij kunt op mij rekenen om u daarbij te steunen en te sterken."

»Ik heb daartoe geene hulp noodig. Ik heb alleen maar noodig mijn eigen weg te gaan."

»Dat klinkt forsch, Francis!daar ik u ditmaal van uw weg heb afgevoerd. Maar het moest zijn, want ik heb noodig u ongestoord te spreken. Ik kan niet langer hier blijven; allerlei belangen roepen mij naar den Haag terug."

»Ik heb dit zien komen, Leo!"

»Spijt het u?"

»Ik moest neen zeggen, om die dwaze vraag even dwaas te beantwoorden."

»Maar ik zal weerkeeren, als gij het goed vindt."

»Neen, Leo! dat vind ik niet goed, en ’t ware zelfs beter geweest dat gij heengegaan waart toen ik u dat het eerst heb geraden."

»Dat zie ik niet in. Ben ik u tot overlast geweest?"

»Gij weet wel van neen; gij weet wel dat ik u veel heb te