Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/318

Deze pagina is proefgelezen

schouder rusten.

»Nou, as de freule vrijt is ’t te begriepen dat ze der kind verzuumt!" hoorden wij plotseling achter ons uitroepen door eene schorre stem, die aan het afschuwelijk dialect niets toegaf. Doodsbleek van schrik maakte Francis zich vrij en trad eenige schreden ter zijde. Ik, als door een bliksemstraal getroffen, liet de armen zinken en weerhield haar niet; ik had eene gewaarwording of ik plotseling onder ijsschotsen was geraakt; ik rilde.

De persoon die achter ons aangekomen was, en ons zeker al lang had bespied, trad nu stout vooruit en op Francis toe.

Het was eene oude vrouw, die als de heksen in Macbeth daar op eens voor ons oprees. Met hare scherpe zwarte oogen, hare bloote, magere armen, rood en dor als kreefteschalen, haar verbrand en gerimpeld gezicht, met een blauw geruiten doek over de witte muts en het stokje waarop de kreupele leunde, zag zij er werkelijk uit als eene tooverkol uit de sprookjes, die men in een vroegere eeuw zou verbrand hebben. Ik wil wel bekennen dat ik haar dergelijk lot toewenschte, toen zij ruwen brutaal tot Francis zeide:

»Nou dan, freule! nou weten we waer je het zoo druk mee hebt dat je in gien vayf wieken nee het kinde zijt kuemen umzien."

»Mijn grootvader is ziek geweest, vrouw Jool!"

»Ja! grooteluisziekte, deer is gien kwoad bij. Moar die jonker deer, dats wat anders hé. Nou, ik zeg, het hiele dorp spreekt er schande van."

»Waarvan, vrouw Jool?" vroeg Francis, hoog en koel, hoewel ze zeer bleek zag.

»Dat je ’t kinde zoo verzuumt um…"

»Luister, vrouw Jool!" viel nu Francis in op vasten, kalmen toon, Het heele dorp, zoomin als gij zelve, heeft in mijne zaken iets te zien of zich met mijn doen en laten te bemoeien,"

»Och, we willen met pleizier doen of we er nieuwers van merken, freule! maar het kleine jungske lijdt er bij als we te onzent niets van der heuren."

»Ik had vandaag willen komen, maar kreeg verhindering; doch daar behoeft het kind immers niet onder te lijden; daar is geen reden toe sinds het kostgeld trouw wordt betaald."