Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/346

Deze pagina is proefgelezen

»Wis en zeker niet, ma… freule!" mocht ik zoo zeggen. »Wat we samen verteerd hebben was maar een sommetje, dat ik er zoo stilletjes voor apart hield en dat mij om zoo te spreken in den schoot was geworpen; want het kwam van een gelukkig lot in de loterij. Jammer dat het maar een achtste was en dat wij het nog met ons beiden hadden, de generaal en ik. De generaal beproefde of hij met zijn deel niet nog betere zaken kon doen, wat hem helaas nooit is gelukt. Ik koos de partij om van het mijne samen maar eens goed te leven."

»En de erfenis was dus maar een fabeltje?" vroeg zij streng.

»Wel neen, freule! Die bestaat in eene kleine boerderij in ’t Noordbrabantsche, waar ik de rente van trek en waar ik mij dacht te retireeren als de freule eens… ik durfde niet meer zeggen: kwam te trouwen; ik zei dus: als de freule mij niet meer gebruiken kan."

»En kunt ge daar dan goed leven, kapitein?"

»Dat zal heel wel gaan; mijn pensioen er bij… Mocht de freule nu maar besluiten kunnen daar met mij heen te gaan, dan zouden wij al een heel lief leventje kunnen hebben samen. ’t Is in die streken nogal goedkoop, en al is het geen kasteel, daar zou nog wel eene goede kamer zijn voor de freule."

»Dank je hartelijk, brave kapitein; maar zoo is ’t niet gemeend. Als gij het er maar vinden kunt voor u zelf is het genoeg. Maak dan maar gauw dat ge er komt."

»Maar freule! van u scheiden? U hier alleen laten?"

»Ik blijf hier ook niet, en bij ’t geen ik te doen heb zoudt gij mij maar in den weg zijn."

»Maar wat wilt gij dan doen?"

»Waar vraagt gij naar? Als ik het zeggen wilde wist gij het immers al!" kreeg ik toen, en of ik hoog of laag sprong, zij wilde mij kwijt zijn en ik moest gaan." En de karaf met sherry werd nogmaals aangesproken om het verdriet te verzetten dat maar al te duidelijk op zijn vervallen gelaat te lezen stond. »En zóó ben ik heengegaan," ging hij voort; »maar ik dacht zoo bij mij zelven: ik zal den weg nemen over den Haag, toen ik hoorde dat de jonker ziek was en mogelijk van niets wist."

»Een mooie omweg, beste kapitein!"

»Het doet er niet toe, ik heb zoo’n haast niet. Zij had haast om mij weg te zenden, en dat beduidt niets goeds."