Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/349

Deze pagina is proefgelezen

Leopold van Zonshoven. Zeer zeker had de schrandere vrouw dit correctief bedacht om Francis te weerhouden van een onberaden huwelijk, waarvoor zij haar in staat achtte. Bij de onwaarschijnlijkheid dat zulk een geval zich zou voordoen, vond ik de conditie voor haar niet te hard; maar ik belastte Overberg er mee, haar daarvan officieel kennis te geven. Zij zou dat bericht dan vinden als zij naar de Werve terugkeerde. Zij zou er ook mijn pakket vinden, dat werkelijk in handen van den procureur was geraakt, met de papieren van haar grootvader, en waarvan hij het adres had herkend als van mijne hand. Hij had het terstond bij die ontdekking naar het kasteel opgezonden, maar zij zelve was er toen reeds niet meer.

Z—Het heeft zoo moeten zijn, jonker!" sprak hij, de schouders ophalend, nadat ik hem medegedeeld had, dat ik zeer op den inhoud van dat pakket rekende om hare stemming jegens mij te veranderen; maar ik verzweeg hem zorgvuldig de samenkomst die ik met Rudolf moest hebben. Er was sprake van eene dwaasheid die Francis stond te begaan, en ik was wat bang voor de Z—sche praatjes.

Tegen het aangewezen uur liet ik mij den volgenden dag naar het zoogenaamde huis te Halfweg brengen, eene uitspanning waar des zomers buitenpartijen worden gehouden en waar men des middags gaat thee drinken, maar niet eigenlijk een logement, en waar het in dit morgenuur bijzonder stil was. Ik noemde volgens Rudolfs opgave mijn naam, en vroeg of de heer gekomen was dien ik spreken moest.

»Ja, de heer en de dame zijn al boven; als mijnheer de trap maar blieft op te gaan, en dan de deur rechts; schellen als de heeren van iets gediend blieven!" gaf de man ten antwoord, die het op zijne aanwijzingen liet aankomen zonder mij geleide te geven. Zij waren dan ook niet gecompliceerd, en ik vond zelfs de deur aanstaan. Ik bevond mij in een zaal met witte muren en houten met zand bestrooide vloer, waar zeker voor veertig menschen, en meer, ruimte was om aan verschillende tafeltjes plaats te nemen; maar in ’t eerst zag ik er niemand, en ik moest langs een hoop opeengestapelde stoelen voorbij eer ik Rudolf bemerkte, die aan het uiterste einde der zaal stond, waar een tribune was opgericht voor een orchest. Hij was niet alleen, hij was in een druk gesprek met Francis!

Zij stonden met den rug naar mij toegewend, en ik moest mij