Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/351

Deze pagina is proefgelezen

kasteel terug, de fortuin, en een man die u liefheeft, daar verwed ik mijn hoofd onder!"

»Ja, een loyaal man inderdaad! dat’s gebleken," antwoordde zij met eene doffe stem, waaruit mij onbeschrijfelijke bitterheid toeklonk.

»Bah! hij is op zijn ergst een klein weinigje onoprecht geweest; dat’s eene peccadilïe, die gij hem licht kunt vergeven; een leugentje om bestwil zondigt niet, en ik sta er voor in, dat hij u om bestwil zoo wat om den tuin geleid heeft. Hij zal u ook wel eens wat te vergeven hebben; gij hebt hem immers naar uwe eigene getuigenis grof behandeld; gij hebt u zelf bij mij aangeklaagd, dat gij hem onrecht hebt gedaan; welnu! zeg hem dat, val voor hem in de schuld, en alles zal goed zijn."

»Dat is onmogelijk, ik heb het u immers al gezegd," hernam zij met ongeduld; »dat is nu te laat."

»Waarom te laat, Francis?" sprak ik, nu snel vooruittredende, »als IK u verzeker dat het nog tijd is!"

»Leo!" riep zij doodsbleek, en als ineenkrimpend onder hare smartelijke aandoeningen, viel zij op een stoel neer en bedekte zich het gelaat met beide handen.

»Francis!" hervatte ik zacht, terwijl ook mijne ontroering in de stem trilde, »er is nog niets tusschen ons veranderd, ik zie nog altijd in u mijne verloofde." Al sprekende had ik even mijne hand op de hare gelegd. Het was of die aanraking haar pijn deed. Als met een schok sprong zij weer op, nu met hooggekleurde wangen en onnatuurlijk fonkelende oogen.

»Uwe verloofde! ik heb dat begrepen uit de wijze waarop uwe handlangers met mij geleefd hebben."

»Het grieft mij meer dan ik zeggen kan, Francis, dat men u lastig is gevallen, maar wijt dat niet aan mij: ik was ziek, ik was afwezend, en zoo men u verdriet heeft aangedaan, is dat wel zeer tegen mijne bedoeling geweest."

»Zooals het tegen uwe bedoeling geweest is, mijn grootvader den schok toe te brengen, die hem den dood heeft aangedaan!"

»Zeer zeker is dat tegen mijne bedoeling geweest, en ik heb tot het uiterste volhard om dat te voorkomen, maar gij, gij zelve hebt niet gewild, en daarna heb ik niets meer kunnen verhinderen. Het was de toepassing van een uitersten wil, dien ik niet bij