Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/374

Deze pagina is proefgelezen

»Dat kan ik juist niet zeggen; vroeger was dat zoo; de vader bekleedde een der hoogste ambten bij de rechterlijke macht, en was daarenboven zeer rijk — de moeder is afkomstig uit eene Amsterdamsche regeeringsfamilie, zij leefden op grooten voet en verkeerden in de hoogste coteriën… Destijds zou mijn aanzoek als eene outre-cuidance zijn uitgekreten, en ’t zou niet in mij opgekomen zijn. Ook was Laura toen nog zoo jong, dat ze nauwelijks mijne aandacht trok. Maar in later tijd heeft het lot zich belast met het verschil van positie te nivelleeren. De vader kwam te sterven, het tractement, dat hij genoot, werd vervangen door een betrekkelijk schraal pensioen voor de weduwe; daarbij bleek het dat men wat al te zeer van den hoogen boom had geteerd, onvoorzichtig gebruik had gemaakt van een onbepaald krediet, hetgeen ten gevolge had dat er van het aanzienlijk vermogen maar een zeer klein gedeelte overbleef, toen alle zaken geregeld, alle schuldeischers voldaan waren. Het prachtige huis moest verkocht, de equipage opgeofferd worden. Koetsier en livreibedienden verdwenen, en de weduwe woont nu met hare eenige dochter op een bovenhuis, zeer fatsoenlijk, dat moet ik er bijvoegen, maar toch à l’écart, eenigszins verlaten door tal van vroegere zich noemende vrienden en bekenden, die voorwenden, dat zij zich willens hebben geretireerd. In één woord, naar den maatstaf der wereld zijn zij eenige sporten gedaald, en het zou nu geene al te groote vermetelheid zijn zoo ik de jonge dame ten huwelijk vroeg."

»Maar waarom gaat gij daar dan niet toe over? Eens getrouwd, zoudt gij rust hebben en weer u-zelf worden."

»Neen, beste vriend, dat gaat niet, daar ben ik nog niet aan toe."

»Waarom niet? die aarzelingen matten slechts af. Gij behoeft immers niet alleen van uwe litterarische werkzaamheden te leven?"

»Gelukkig niet. Ik bezit eenig vermogen, en zoo kan ik mijne onafhankelijkheid als auteur bewaren, en behoef mijne pen niet ten beste te geven aan iedere boekverkoopers-speculatie die mij schitterende conditiën voorspiegelt. Ik werk, ik placht althans te werken uit lust, uit zucht om bekend en onderscheiden te worden…"

»Dat is, dunkt mij, eene loffelijke ambitie. Uw talent mag de ladder zijn om hooger te klimmen, en zal dat ook worden, ik ben er zeker van."