Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/438

Deze pagina is proefgelezen

zoolang niets van u en van de uwen gehoord, dat ik het waarlijk niet raden kan."

»’t Is mij zelf ook nog zoo wonderlijk, dat ik soms moeite heb het te gelooven!" hernam Marianne met zichtbare aandoening, »en toch is het zoo. Ik — ik zal nog zoo gelukkig worden, als ik nooit had durven wachten of hopen! Marius van Adelsteyn heeft mijne hand gevraagd. Albert was onbaatzuchtig genoeg om mij geheel vrij te laten in mijne beslissing, en wat mij aangaat, ik kon niet anders dan de stem van mijn hart volgen." Zij bracht werktuigelijk de hand op het harte, »Ik had zoo groote achting voor dien man opgevat, ik wist niet dat het liefde was, ik had nooit gedacht dat ik andere liefde zou gevoelen, noch kunnen inboezemen, dan de algemeene menschenliefde — nu, nu weet ik dat ik mij zonderling bedroog, en dat men op zijn dertigste jaar nog heel gelukkig of heel ongelukkig kan worden door het hart. Marius heeft mij niet van zijn gloeienden hartstocht gesproken, maar van eene innige teedere genegenheid, op iets beters dan hartstocht gegrond. En mij dunkt wij hebben alle kans gelukkig met elkaar te zijn. Ik althans zal er uit alle macht mijn best toe doen, en mij geheel naar hem voegen."

»Ja! gij zult gelukkig zijn, gij… en gij verdient het," bracht mevrouw Trotsenburg uit, onwillekeurig meegesleept door haar gevoel en de oude genegenheid die zij voor Marianne had opgevat. »Mijn arm kind daarentegen is op den weg om zich zelve, en anderen daarnevens, ongelukkig te maken!"

»Ik kan niet ontkennen dat ik die vrees deel," zei Marianne deelnemend; »en daarom — juist daarom mijdde ik het haar te komen zien. Te zwijgen van alles waar mijn hart vol van is, dat zou mij onmogelijk zijn geweest, en haar met het bericht van mijne verloving te verrassen, juist op een oogenblik waarin zij zelve, zooals ik het mij ten minste voorstel, lijden moet door de scheiding van hem, dien zij toch eens heeft liefgehad, dat scheen mij eene wreedheid toe, die ik niet kon plegen. En Laura… zou er overmoedigen triomf, uittarting in hebben gezien, ik ben er zeker van."

»Ik vrees wel dat gij gelijk hebt; gij weet voor anderen te voelen," hernam mevrouw Trotsenburg zuchtend. »Mijne Laura is, helaas! wat verwend en… niet sterk; men moet haar wat ontzien, En toch — ik wil het u wel bekennen, Marianne, de on-