Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/450

Deze pagina is proefgelezen

Maar met l’ homme public hebben wij eigenlijk niet te maken; wij spraken er slechts even van, om een oog te geven op zijne persoonlijkheid. Zijne smart over het verlies zijner gemalin behoorde ook sinds lang tot het verledene, en hij genoot nu in volle rust zoowel de vrijheid van het weduwnaarschap, als de eer van zijn titel zonder last. Hij was zeer rijk en had groote bezittingen, die hij met veel beleid wist te beheeren, maar hij was noch een schraper noch een verkwister, en schoon hij doorging voor een mild gever, was het toch van hem bekend, dat hij zich nooit liet wikkelen in een van die gerisqueerde ondernemingen, die beloven de kapitalen te vertiendubbelen, maar die wel eens eindigen met de fortuinen te verslinden. Één groote ramp had hem getroffen, die hij niet als al het andere met luchtigheid had kunnen verzetten — hij had een kind gehad, een zoon, die de erfgenaam had moeten zijn van zijn titel en bezittingen, en die op achtjarigen leeftijd, door een noodlottigen val, plotseling den dood had gevonden. Sinds had de baron nooit meer het buitengoed willen betrekken waar dit ongeluk was gebeurd. Hij had eene eenige zuster, die weduwe was en tegen welke hij een diepen onverzoenlijken wrok koesterde, omdat zij kinderen had, die ten gevolge van dat overlijden als de vermoedelijke erfgenamen van zijne goederen waren aangewezen, een wrok echter, die gemaskerd werd onder hoffelijke vormen. Want hij was de man niet, die openlijk en zonder geldige redenen met familie-tradities zou breken, maar het was niet onmogelijk dat hij peinsde op een middel om zekere verwachtingen te leur te stellen, en dat hij zich niet al vooruit verkneukelde in de voldoening, die zulke wraakneming hem zou schenken. — Doch het wordt tijd, hem zelf te laten optreden.

Het avonduur door mevrouw Trotsenburg tot zijn onderhoud met hare dochter aangewezen, was daar, en de coupé van den baron stond voor het huis, waarvan zij de eerste verdieping bewoonden.

Zoodra van Leeuwendael was binnengelaten, trok het rijtuig af: de kortere of langere duur van het bezoek was niet te bepalen: Zijne Excellentie zou te voet terugkeeren.

Hij droeg een zwarte gekleede jas; in het knoopsgat stak een rozet met de verschillende linten zijner decoraties. Het elegante overhemd, waarin een paar diamanten knoopjes schitterden, kwam juist genoeg uit het wit piqué vest te voorschijn om gezien te worden, zonder dat