Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/60

Deze pagina is proefgelezen

»Dat hij het jonge meisje veel te veel aan haar eigen wil en luimen overliet."

»Wat zal men zeggen, chère amie! Hij was bang voor haar." (Het was de oude juffer die toebeet.) »Hij bulderde tegen zijne officieren, maar eene scene met Francis durfde hij niet afwachten."

»Nogmaals verschooning voor tegenspraak, freule! De overste von Zwenken bulderde niet tegen zijne officieren, ik weet het bij ondervinding; maar waarheid is het, dat hij schitterde door zijne afwezigheid als Francis Mordaunt in de wereld ging. Hij liet haar uitgaan zóó en met wien zij wilde, en zat, helaas, aan de speeltafel, in de dus genaamde adellijke sociëteit, als Francis zich door onbezonnenheid en zekere eigenaardigheden van haar karakter ter prooi gaf aan laster en verkeerde uitleggingen."

»Bravo, kapitein! Dat’s loyaal de afwezende te verdedigen,"

»Het spijt mij maar, dat het niet zijn kan zonder een anderen afwezende aan te klagen; maar hetgeen ik zeg is bekend, óverbekend in dezen kring."

»Even bekend als de excentrieke allures van MAJOOR Frans. Wat kapitein Sanders ook zeggen moge, wij vonden niets uit op dit punt, wij geven het zooals wij het hebben beschouwd."

Ik begreep maar al te goed wie er door majoor Frans bedoeld werd, om opnieuw eene vraag te durven doen.

»Dat moet men toestemmen," sprak eene oude dame, die tot hiertoe gezwegen, maar met schitterende oogen toegeluisterd had. »Denk maar wat een opzien het gaf, toen zij zich zoo compromitteerde voor dien vreemdeling, die in de »Gulden Zalm" logeerde, wien het huis van den kolonel was ontzegd en dien zij rendez-vous gaf buiten diens weten. Heeft zij niet ons aller blaam getrotseerd door op klaarlichten dag met den onbekende in de Plantage te wandelen? Ten laatste, ’t is mij voor vast verzekerd door iemand die het weten kon, heeft zij hare diamanten spelden beleend om de kosten van zijn verblijf te be talen. Ze heeft ze zelfs willen verkoopen, want ze zijn iemand van mijne kennis gepresenteerd."

De vroolijke blos op het frissche, volle gelaat van Overberg verschoot tot een vaal bleek; maar hij zeide niets; de kapitein daarentegen viel in:

»Het is maar al te waar dat zij alles risqueerde al:; zij zich iets in ’t hoofd had gezet."