Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/84

Deze pagina is proefgelezen

beiden de rekening te kunnen maken; en dan is de slotsom deze: dat de discipline nog wel het beste middel is om wat er goeds in een man is tot zijn recht te laten komen, terwijl zij het kwaad althans binnen zekere grenzen beperkt. Een preservatief, dat de zoogenaamde burgerlijke vrijheid mist. Overigens moet men niet zeggen, dat de krijgstucht verlaagt: integendeel, zij houdt opgericht wat niet op zich zelf kan staan, terwijl de serviliteit die bij de bureaucratie heerscht, in het stof werpt en het karakter bederft, gesteld altijd dat er karakter ware."

»Het tafereel is voor beide categorieën niet vleiend. Het schijnt Majoor Frans moeielijk te vallen, de suprematie van ons geslacht te erkennen."

»Zij meent, dat er allereerst superioriteit behoort te bestaan, om suprematie te erkennen."

»Freule Mordaunt moet wel hoog staan, om aan anderen zulke exorbitante eischen te stellen."

»Zij zou, dunkt mij, al heel laag moeten staan. indien zij geen hoogere stelde dan de jammerlijke middelmatigheid, waarmee men zich in den regel tevreden houdt."

»Geen gunstig vooruitzicht voor uw aanstaanden echtgenoot, freule!"

»Mijn aanstaande echtgenoot!" Zij lachte luid, maar er was iets schrils en schrijnends in dien lach. »Ik merk wel, goede Leopold, dat gij hier uit de lucht zijt komen vallen. Wees gerust; niemand zal last hebben van mijn overvragen… ik zal niet trouwen."

»Daar kunt gij niets van zeggen. De omstandigheden zouden zoo kunnen samenloopen, dat…"

»Dat ik een echtgenoot nam om ze te bezweren," viel zij in met sprekende verontwaardiging. »Luister, Leo! gij weet niets van mij; en wat gij mogelijk meent te weten, zal u door list en laster zijn ingefluisterd. Daarom kan ik het u niet kwalijk nemen, dat gij zóó spreekt. Maar ik verzoek u, niet zoo laag van mij te denken, dat gij mij in staat acht om mijn naam en mijn persoon op te offeren aan materiële belangen, van wien ook. Dat zou er nog aan mankeeren! een mariage de raison, het onredelijkste en onzedelijkste verbond dat er zijn kan! En toch, wie ter wereld acht het eene dwaasheid? Wie ter wereld acht het eene schande? Welnu, ik! Majoor Frans! Al ben ik de eenige van mijn gevoe-