Ine. — Het is reeds hard genoeg, dat zij mij dan niet meer geheel alleen zal behooren! voegde hij er treuriger bij. Dat huwelijk, hetwelk Lieuwestins hoopte en vreesde, scheen echter minder nabij te zijn, dan de vader vooronderstelde, Jonkvrouw Ine scheen tot geen besluit te kunnen komen.
Twee aanzienlijke partijen waren door haar verworpen, met eene onverschiliigheid, die bewees, hoe weinig zij nog over de toekomst dacht. Haar hart moest nog vrij zijn; dat bewees de koude beleefdheid, waarmede zij elke hulde aannam, als eene haar toekomende schatting.
Men begon te gelooven, dat zij voorgenomen had alleen te leven voor haar vader. Lieuwestins wist beter dan iemand anders, hoe weinig dit waarheid konde zijn. En toch begreep hij het gedrag zijner dochter niet; er waren zeer beminnenswaardige onder die jongelieden, die haar omgaven, en niet één, niet één enkele, die eenigen indruk op haar maakte, dat was toch vreemd! Was zij zoo geheel verloren in de vergoding van zich zelve, dat niets, niets haar trof, wat daarbuiten lag? Ik voor mij heb het lang geloofd.
Omstreeks dezen tijd kwam de barones Martha d’Elmancy, Friezin van geboorte, doch met een Noordbrabantsch edelman gehuwd, als kinderlooze weduwe te Leeuwarden terug. Het was eene levendige, vroolijke, hoogstbeminnenswaardige vrouw, nog in den bloei des levens, en onafhankelijke bezitster van een aanzienlijk vermogen. De aanwinst dezer belangrijke figuur was eene gebeurtenis voor den beperkten kring. Ook was het een, strijd, wie haar het eerst bij zich zien zoude. Mevrouw B… A droeg de zege weg. Zij wilde die vieren door een prachtig diner. Ik houd niet van diners; maar ik moest mevrouw,d’Elmancy toch zien. Ik kwam iets later dan de rigueur; ik wil niet bezweren, dat het niet met opzet was; daarenboven mijne vrouw had naar den kapper moeten wachten. Toen wij binnenkwamen, zag ik Lieuwestins bij de dames! ook zat de vrouw, met welke hij praatte, zeer ver van Ine. En toch hij sprak met