geene verandering viel er voor in den toestand der ons bekende personen, dan alleen, dat Marielle, tot eene bevallige jonkvrouw opgegroeid, haar hart geschonken had aan den neef van mevrouw Stromen, die zijne tante uit Denemarken was komen bezoeken. Oscar, die bij den val van Napoleon een der laatsten was geweest, welke zijne partij verlaten hadden, bleef met velen van zijn geslacht, en zelfs met zijn gouvernement, dat sedert eene andere staatkunde aangenomen had, te lang in onmin, om er aan te kunnen denken, zijne dochter naar zijn vaderland over te voeren, en hij wilde haar niet in zijne vrijwillige ballingschap doen deelen; eindelijk echter met zijne familie en zijn koning verzoend, bekleedde hij in Denemarken den hem toekomenden rang. Hij billijkte Marielles liefde voor Gustaaf van D., en schreef aan de weduwe, dat hij den eerstvolgenden zomer, door haar verloofde begeleid, zijne dochter uit Holland zoude komen afhalen.
Vóór dien tijd rukte echter eene hevige ziekte de oude dame uit dit leven weg. Marielle, bij meerdere jaren in staat geworden zijnde Sophies nimmer verpoozende zorgen op waren prijs te schatten, was nu meer dan ooit aan deze gehecht, en deelde haar zelfs haar plan mede, om haar vader en Gustaaf tegemoet te gaan. Heimelijk schreef toen Anaïs aan Oscar. Zij ontdekte hem hare list; zij wees hem op haar lijden, op hare boete, op hare stille onderwerping; met roerenden drang smeekte zij hem, haar niet te scheiden van haar eenig kind, dat haar dierbaarder was geworden dan het leven. Zij sprak hem niet van een huwelijk, dat zij, na zoovele jaren van een onberispelijk gedrag, waardig geworden was; maar eene stille hoop op de vergiffenis van den nog immer geliefde straalde in al haar uitdrukkingen door.
Het antwoord was eene onverzettelijke, onherroepelijke weigering. Zij had te kiezen: het meisje bekend te maken met het geheim harer geboorte, en deze zoo de aanspraak op Gustaafs hand te doen verliezen, tegelijk met den naam