Pagina:Bosboom-Toussaint - Negen Novellen, 1883.djvu/161

Deze pagina is proefgelezen

waarvoor zijn verstand en hart hem hadden gevrijwaard, en die anderen schaamteloos en straffeloos bedreven, alleen omdat zij het savoir faire der ondeugd hadden, terwijl hij geene andere schuld had, dan de onvoorzichtigheid der onschuld. Het woord was toen nog niet uitgevonden, maar de eigenschap bestond, en de jonge graaf mocht doen, wat hij wilde, men hield hem voor een roué en iedere poging, die hij zoude aanwenden om die verdenking van zich af te werpen, drukte die te vaster op hem, en kon alleen strekken, om hem nog daarenboven met de laagheid oer huichelarij te bezwaren. Terwijl haar bruidegom, onder zulke gewaarwordingen gebukt, zich tot dien rustigen ernst dwong, dien hij noodig achtte, vermaakte de gedachtelooze Clarice zich uitnemend, al was het niet, dat zij de fijne scherts van Molières blijspel volkomen konde schatten, zij was er niet om gekomen en luisterde misschien slechter dan de graaf, die nog afleiding vond in het bewonderen van het vernuft des dichters en de kunst der voorstellers.

Op eens wendde de schoone weduwe het hoofd naar Anatole en zeide tot hem: Hebt gij welopgemerkt, hoe mijnheer de graaf d’Aubigné den ganschen avond de oogen naar onze loge gericht houdt?

— Ja, mevrouw, dat heb ik opgemerkt… maar gij zegt mij dat op een toon, die… alsof… kent gij den graaf d’ Aubigné?

— Den broeder van mevrouw De Maintenon? O zeker! ik ontmoette hem bij de markiezin De Rassant. Het is wel de galantste en vroolijkste cavalier, dien men zien kan en aan de wijze, waarop hij mij zooeven groette, weet ik, dat hij zijn woord zal houden…

— Heeft hij u iets beloofd? vroeg Anatole, met kalme ver­wondering.

— Ja, eene tabouret… aan het Hof, de eerste, die er zal openvallen!

— En die zou hij u kunnen geven, hernam de jonge