Pagina:Bosboom-Toussaint - Negen Novellen, 1883.djvu/173

Deze pagina is proefgelezen

zal. Ik heb reden te gelooven, dat deze dag de laatste zal zijn mijner vrijheid. Aan den avond van dezen dag zal ik gedwongen worden, iets te doen dat vele machtige en hooge personen beleedigt.

Men heeft mij een huwelijk voorgeslagen dat de koning wil, dat al mijne betrekkingen wenschen, dat mij om vele oorzaken noodzakelijk is tot behoud van mijn rang, van mijne eer. Welnu, dat huwelijk zal ik weigeren aan te gaan, ter wille van de vrouw, die ik nooit heb gezien, nooit gesproken, en wier sprekende gelijkenis gij wedergeeft in uwe voortbrengselen. Meer nog. Na zuk een openlijk tegenstreven van een koning als de onze, van de bloedverwanten mijner bruid, van de mijne, begrijpt gij wat mij te wachten staat, de Bastille zeker, erger wellicht. Welnu, den korten tijd, die mij overblijft, dien ik zou moeten gebruiken tot de noodige schikkingen, dien ik zou kunnen gebruiken tot mijne redding, tot de vlucht, ik besteed dien alleen in navorschingen omtrent de vrouw, die gij kent, uw model; en een enkel mondgesprek met haar zou mij vergoeding geven voor alles, wat ik ga lijden, zou mij redden wellicht… voegde hij er aarzelend bij.

Aha, dat begrijp ik, hernam de stugge grijsaard, die door de geestdrift van den edelman telkens koeler werd. Maar, jonkman, bij eene opgewondenheid, als de uwe, zou dat voor haar zoo gevaarlijk zijn, als hare beeltenis voor u is geweest. Mijnheer de graaf! als gij bij uw volle verstand zijt, waaraan ik twijfel, dan zijt gij ten minste in een toestand van opgewondenheid, die eenige dagen in de Bastille niet gansch onnoodig maakt. Indien gij, om deze te ontgaan, een huwelijk kunt doen, laat dat dan niet ter wille van eene hersenschim, want mijn model zal nooit iets anders voor u zijn. En hiermede wensch ik u kalmte en gezond verstand, daar gij aan beide groote behoefte hebt.

— Mijnheer! gij zegt mij beleedigingen in koelen bloede, doch gij zijt een grijsaard, gij zijt veilig voor mijn toorn; maar is het edelmoedig van uwe zilveren haren een schild te maken, om daarachter een ongelukkigen jonkman te be-