Pagina:Bosboom-Toussaint - Negen Novellen, 1883.djvu/178

Deze pagina is proefgelezen

Het meisje is hier. — En de markiezin wenkte Rigaut en de jonkvrouw, die zich bescheiden geheel ter zijde hadden gewend bij het binnentreden van den koning.

— Zij heeft dringend gesmeekt Uwe Majesteit te spreken; zij schijnt in staat te zijn, vele ophelderingen te geven in dit zonderlingc geval, kan het zijn, Sire?

— Waarom niet? Goeden dag, mijnheer Rigaut! wanneer zult gij ons het portret van de markiezin te bewonderen geven? — En zonder het antwoord van den schilder af te wachten, vervolgde hij tot het meisje: Kom nader, juffertje, en geef inlichtingen omtrent het vreemde gedrag van den graaf De Feuquières!

De jonge dame antwoordde slechts door zich neer te werpen aan de voeten van den koning, met eene zoo zachte mengeling van waardigheid en ootmoed, dat in waarheid ieder haar op den eersten blik zou herkend hebben voor het oorspronkelijke van de bewonderde Esther, en Mignard eerder hebben berispt, dat hij beneden zijn model was gebleven, dan dat hij het gevleid had. Er sprak ten minste meer ziel uit hare oogen en er lag meer vasten moed op haar voorhoofd. Mijn koning, begon zij zacht, doch zonder aarzeling, ik weet niet waarvan men den graaf beschuldigt, maar ik onderstel, dat hij boven alles noodig heeft, de waarheid te spreken zonder achterhoudendheid en het is om hem deze vrijheid te geven, dat ik hier ben; maar het is ook de bescherming van Uwe Majeisteit in te roepen, zoo die waarheld mij vervreemden mocht van mijne natuurlijke beschermers.

De bewondering van Lodewijk bij het aanschouwen harer uitstekende schoonheid steeg tot eene zeldzame belangstelling bij de wijze, waarop zij hem aansprak.

— Lieden van uwe soort plegen zich niet zoo uit te drukken, zeide hij; sta op, kind, en zeg ons uw naam, uwe afkomst.

— Louise Mignard! dochter van den schilder, — antwoordde zij met eenvoudigheid.