Toch was de jonkvrouw vroolijk en zorgeloos opgegroeid. Zij had zich nooit eene bestemming gedacht buiten de prinses, en zij vond haar toestand noch vreemd, noch gedwongen, zij kende geen anderen. Heeft de prachtige goudvink achter de vergulde traliën geboren een denkbeeld van de ruime bosschen, die daar ginder zijn, en waarin zijne broeders vrij rondfladderen?
Het hof gaf zooveel te genieten, en Andrea was zoo hoogst vatbaar voor genot, en de vermaken zouden met ieder jaar toenemen, dacht de zestienjarige, en de infante zoude aan een buitenlandschen vorst worden uitgehuwelijkt, en zij zoude haar volgen buiten het vaderland, een nieuw tooneel en nieuwe feesten, en een edelman van het huis der jonge echtgenooten zoude haar echtgenoot worden, en de zoete onrust, of die gemaal een bevallig ridder zoude zijn, of hij een Franschman zoude wezen of wel een Oostenrijker, was het alleen wat de dwepend droomende bezighield. Daar klonk haar op eens Johanna’s woord: »ik wil non worden" in de ooren als een grimmige rukwind, die hare schoone. luchtkasteelen verwoestte, alle op eens, zonder barmhartigheid, zonder verschooning.
Lang nog had zij zich gevleid met eene verandering van dit harde besluit, en toen de koning naar Afrika trok, hoopte zij heimelijk dat de beslommeringen van een staatsbestuur dien strengen godsdienstzin zouden afleiden, en toen later de proeftijd op twee jaren werd gesteld, bleef zij nog hopen, zij berekende alles naar zich zelve, en zij kon zich zooveel vastheid van wil niet denken in eene vrouwelijke ziel; ook was het met eene overredingskracht, die wel duidelijk bewees, hoezeer het zelfbelang welsprekend maakt, dat zij de pogingen van het hof ondersteunde, om Johanna tot een der voorgeslagene huwelijken te bewegen; maar toen al hare welsprekendheid schipbreuk leed op de rots der geestdrijverij, toen had zij zich onderworpen niet met berusting, maar met wanhoop: zij had niet gebogen, maar zij was gebroken. Haar luid snikken getuigde er van.