Pagina:Bosboom-Toussaint - Negen Novellen, 1883.djvu/188

Deze pagina is proefgelezen

voor dezulken, die hare zuster voor mij hadden doen sterven. Ik kon den graaf voor niets anders houden, en zijne bedoelingen voor geen betere — hoe sterker hij aandrong op hare kennismaking, hoe meer ik meende te moeten volhouden met hare onbekendheid. Ziedaar alles, mijn vorst! men heeft mij verrast en bedrogen, maar misschien was mijne eigenliefde strafbaar, en als deze jonge man nu het kind gelukkig maakt, dan zal ik in de kunst maar mijn troost zoeken voor het verlies van mijn model. Alleen gij, juffer! zult mij zeggen, hoe gij zoo schielijk naar de zijde van den vijand zijt overgegaan.

— Ik sta u in voor hare openhartigheid, sprak de koning, maar gij zult mij verplichten, dat alles af te doen in het hotel van den graaf; wij hebben reeds te lang van het geduld der markiezin misbruik gemaakt.

De Feuquières was hoveling genoeg om dien wenk te begrijpen; hij nam zijne bruid bij de hand, en kuste de hand van den koning met de eerbiedigste dankbaarheid; Louise, die hetzelfde wilde doen, werd door Lodewijk op het voorhoofd gekust; mevrouw De Maintenon volgde dit voorbeeld, en de oude schilder had zich door die eerste hofgunst reeds zoo van zijne barsche manieren ontdaan, dat hij eene diepe buiging maakte, voor den koning niet slechts, maar zelfs voor de markiezin, eer hij zijne kinderen volgde.

— Gij zij vermoeid, Sire? vroeg De Maintenon den koning aanziende.

— Integendeel, mevrouw, ik heb mij in lang niet zoo wel bevonden; ziedaar een uur doorgebracht zonder verveling, en dat ik u weder dank, voegde hij er hoffelijk bij, doch men is gewend bij u zijneverwachting overtroffen te zien.

— Gij dan dat het model van Pierre Mignard, hernam de dame zediglijk.

— Was Mignard zelf daaraan ook verschuldigd de eindelijke belooning zijner verdiensten, waarvan hij nog vijf jaren lang genot had? Voor de eer van Lodewijk XIV ge-