dat het kerkelijk goed was, hetwelk door niemand mocht. worden aangeraakt, en waarvan de nieuwe kapelaan kennis droeg. Lord Williams nieuwsgierigbeid had natuurlijk dien titel niet geëerbiedigd.
Dat Raphaël ondanks de voorzorgen van zijn vader,de kloostergelofte werkelijk niet had afgelegd, bewees zijne echtgenoote, zijn kind Matthews die met minder woorden dan de bloohartige biechtvader, den jongeling troost en moed had toegesproken, maar door krachtiger daden van hulp zijne deelneming bewijzen wilde had nog vóór het nieuwelingsjaar ten einde liep, bij eene afwezigheid van lord Archibald, zijn jongen meester, met behulp van een paar wakkere knapen, aan het klooster ontschaakt, en hem onder een vreemden naam eene schuilplaats bezorgd bij een bejaard edelman in het Kentsche, wien hij tot gezelschap en tot voorlezer strekte. De zonen van dezen beschermer hadden soms wel lust, hun afhankelijken dienaar voor nar te houden; maar bij een spottend woord of eene sarrende vraag, hief hij een blik op, waaruit zulk een diep ongeluk sprak, en tevens zooveel zachte waardigheid, dat de scherts hun op de tong verlamde; daar zij echter niet begepen, waartoe hij nuttig was, sinds hij niet kon gebruikt worden tot diensten of tot vermaak vonden zij de weldaden van hun vader aan een vreemdeling ver kwist, en begonnen hem een haat toe te dragen, die hem het leven, reeds rampzalig door reddelooze afhankelijkheid, nog te meer verbitterde. En toch droeg hij dat leven om den wil van eene enkele, van Lucy, de jongste dochter van den baronet, die met een engelachtig medegevoel zijne ellende beklaagde; zijn groot hart begreep; heenzag over alles, wat zijn uiterlijk tegen zich hebben kon, en als een Engel der liefde en van troost naast hem stond bij iedere grieve. Ook eindigde hij, met haar deelgenoote te maken van geheel zijn lot en lijden, van wat hij was, en toch nooit zijn zou; hare liefde leed er onder, noch won er door; die was reeds voor den armen onbekende zoo groot! Zij gevoelde levendig, dat ze dezen jongeling zoo verlaten door