Pagina:Bosboom-Toussaint - Negen Novellen, 1883.djvu/234

Deze pagina is proefgelezen

toen haar bij de hand vattende, sprak hij: Kom nu voort, de hertogin wacht ons.

Toen gingen ze beiden verder, vele vertrekken door, tot bij eene deur, die Nicoletta opende na een zachten tik, en een »binnen”, dat hen toeliet. Een licht behangsel schoof de man ter zijde, en… ze stonden tegenover de meesteres van het trotsche paleis, Renata van Anjou, dochter van Lodewijk XII, gemalin van Hercules d’Este, hertog van Ferrara en Modena. In houding en in manieren had zij die eenvoudigheid, welke in haar de geborene vorstin deed kennen; slechts geleek zij te veel op hare moeder, Anna van Bretagne, om aanspraak te kunnen maken op schoonheid. Toch had ze iets goedigs en schranders in het oog, dat licht met haar uiterlijk bevredigde. Hare kleeding verschilde alleen daarin van die harer hofjuffers, dat deze van zwart fluweel was, met een smal boordsel van hermelijn, dat zij den kraag drie rijen hoog had en de halsketen met groote topazen. Zij ging den ernstigen man twee schreden tegemoet en reikte hem de hand met een: Welkom, zooals al­tijd, geleerde heer Calvinus!

Het was werkelijk Johan Calvin, de jongste en laatst opgestane van het drietal groote hervormers; maar niet de minste in gezegenden arbeid; Johan Calvin, die een groot rechtsgeleerde had kunnen zijn, zoo hij het wereldlijk wetboek niet had verwisseld voor het goddelijk verbondsboek, den Bijbel; die een geëerd en machtig priester had kunnen zijn, zoo hij niet tot een groot leeraar der Hervorming ware voorbestemd ge­weest; die voor Frankrijk had willen zijn, wat Luther voor Duitschland was. Diepe geleerdheid, vlugge bevatting, een scherp oordeel voegende bij een vasten wil en eene vurige geestdrift was hij een geschikt werktuig voor de groote taak, tot welke hij zich voorbereidde, door kennis te nemen van de leeringen van al zijne voorgangers en tijdgenooten; die twee jaren lang met Bucerus, met… maar ik wil niemand afschrikken door de pedante Latijnsche namen, die hier behoorden te volgen: ieder weet zeker alles van Calvin en ik schrijf zijne geschiedenis niet. Slechts wil ik een