sterk geloof, had hij de weenende en klagende vrouwen getroost, alsof ze over haar lot bewogen waren en niet over het zijne; alsof dat, wat volgen zoude, hem niet treffen moest, maar slechts eene beproeving zoude wezen voor haar. Het was iets grootsch, te zien hoe die man boven wiens hoofd het scherpe zwaard van eene geestelijke rechtbank zweefde, en wiens handen heden misschien voor het laatst ongeboeid waren, van hoop en blijmoedige berusting in God tot die vrouwen sprak, die na zijn val rustig en vroolijk zouden blijven voortleven; het was iets grootsch, Calvin te zien, met het oog kalm ten hemel gericht, tegenover de dochter der koningin, die zich ineenboog onder de smart.
Toen Nicoletta eindelijk terugkwam, lag er iets op haar gelaat, dat de trekken van hare meesteres en gezellin verhelderde; het was meer, dan hoop, het was eene stoute zekerheid. Zij had Michele in haar geheim genomen, en zoodra deze wist, dat het geen medeminnaar gold, was bij met lichaam en ziel tot haar dienst; ook had ze met hem een plan gevormd, zoo vermetel en gewaagd, en tegelijk zoo romanesk, dat het alleen in twee hoofden, die te zamen nog geene veertig jaren bereikt hadden, had kunnen opkomen, en bij welke uitvoering vrouwenlist toonen zoude, wat zij konde, en vrouwenmoed, wat zij durfde. — De bondgenoot is aangenomen, sprak zij; het is waar, ik heb hem moeten omkoopen, maar tot een prijs, dien ik toch wel eenmaal zou de gegeven hebben, zeide zij blozend; ik weet reeds veel, dat ons dienen kan, zoo slechts mijne doorluchtige gebiedster, en de eerwaarde heer, en mijne lieve Julia, zich een klein weinigje schikken willen, naar hetgeen ik van hen verg.
De toestemming volgde natuurlijk, zelfs die van Calvin, welke een te goed christen was, om het niet plicht te achten de middelen aan te grijpen, die hem tot zijne redding werden toegeschikt. Hij wist zoo goed, dat hij nog leven moest! Nicoletta begon met Renata d’Este voor te bereiden op