Pagina:Bosboom-Toussaint - Negen Novellen, 1883.djvu/244

Deze pagina is proefgelezen

merker het hem kunnen aanzien, dat hij slechts eene rol speelde, die hij goed van buiten kende. Hij deelde de hertogin, uit naam van den vicaris alles mede, wat wij reeds weten, de vermoedelijke aanwezigheid van Calvin te Ferrara, de verdenking waaronder Hare Doorluchtigheid lag, van hem in haar paleis eene schuilplaats te hebben verleend, de strenge maatregelen, die genomen waren en nog verder genomen zouden worden, in naam van Zijne Heiligheid en met goedkeuring van den hertog, en eindigde met haar te smeeken, zich niet te stellen tegen die handelingen van den kapelaan, welke haar vreemd mochten schijnen, en hem te vergeven, wat haar daarin mocht beleedigen, daar ze geen ander doel hadden, dan om volledig te bewijzen, dat de gebiedster van Ferrara vreemd was aan de daad, die men haar ten laste legde. Hij zeide dit alles met zouveel heftigen ernst, dat de abt Gervasio hem goedkeurend toeknikte, en Nicoletta haar schalk lachje niet meer weerhouden kon.

— Wetende dat alzoo de wil is van mijn gemaal, zal ik nie­mand verhinderen in hetgeen hij zijn plicht acht, noch het hem kwalijk duiden! hernam Renata, dit ééne alleen wensch ik, dat men mij onderzoekingen, gelijk deze, voortaan zooveel mogelijk spare en bekorte. Overtuigt u dus schielijk, signori, dat de man dien gij zoekt, niet hier is,

— Wij zijn overtuigd, mevrouw, antwoordde Michele, en wij hebben verder niets te zeggen, dan Uwe Doorluchtigheid te ver­wittigen, dat de uitgangen van het paleis hedennacht zullen bewaakt zijn. En toen verwijderde hij zich met eene buiging. De abt wierp nog een blik op Julia, die haar als om vergiffenis smeekte.

In het eerste schemeruur van dien eigen dag, zat de abt­kapelaan Gervasio, met een hangend hoofd, in het vertrek, dat voor zijn gebruik was afgezonderd in ’t hertogelijk paleis. Gebukt onder een hartstocht, even dwaas als ongeoorloofd en onder bemoeiingen en lasten, die voor zijn zwakken geest een ondraagbaar wicht hadden, drong hij zich zelven