Pagina:Bosboom-Toussaint - Negen Novellen, 1883.djvu/247

Deze pagina is proefgelezen

signora Julia bewegen, met mij in dezelfde draagkoets…

— O! misschien!… nood en angst doen zooveel! doch neen, in ernst, wie heeft u gezegd, dat hare afkeer van monsignor Hippolite, niet nog een grond heeft dan in zijne jaren, en die gunstiger is voor u.

— Ach, ze heeft mij nooit door een woord…

— Zijn er dan niet gevoelens, die eene vrouw liever gissen laat dan uitspreekt? En daarenboven, zal het u niet een onbetwistbaar recht geven op hare dankbaarheid: En liggen er dan duizend mijlen tusschen dankbaarheid en vriendschap? Slechts ge moet bescheiden zijn, hoogst bescheiden, ridderlijk als een Malteezer, en eerbiedig als Petrarca. Gij begrijpt, zelfs é n woord zoude haar doodelijk beleedigen.

— Met mijn leven zoude ik de signora willen dienen, maar…

— Maar? vroeg Nicoletta, zoo onverschillig als zij konde, hoewel hare wangen verbleekten.

— Maar, ik waag te veel, des hertogs toorn, de opperhofmeesteres, de bisschop…

— Ik ga haar dan zeggen, dat gij geen moed hebt, dat zij zich aan haar lot onderwerpen moet, dat…

— Om ’s Hemels wil! lieve signora, doe dat niet, riep de arme abt haar met een angstig gebaar terughoudende. Ik red haar, ik red haar zeker… nog dezen eigen nacht, ik zal zor­gen voor alles wat noodig is, ik zal… .

— Bravo! abbate, gij verdient dat ik u omhelze! dat is te zeggen… als Julia te San Carlo zal zijn, riep het meisje in de handen klappende en om hem rondspringende, gij komt haar dan afhalen in dit. vertrek?

— Op mijn woord, signora! en gij hebt gezegd: dankbaarheid en vriendschap, riep de onnoozele, niet minder in verrukking, terwijl bij met de drift der blijde hoop voortsnelde.

— Zeker, heer abt! Zooveel dankbaarheid en vriendschap, als gij slechts van deze Julia zult verlangen!