haar was die jonge man de eenige afleiding geworden bij hare opsluiting. En dan Andrea! was het wonder dat zij bezweek bij zijn afscheid; was het wonder, dat er toen, maar toen ook voor het eerst, een licht opging in hare ziel, waarnaar zij met huivering heenzag, waarvan zij sidderend het oog afwendde. en dat zij zich zei ve nog niet durfde bekennen, toen de Infante haar de ernstige vraag deed. Deze was nog bezig haar met koele vermaningen tegen wereldliefde en aanvechtingen des satans te waarschuwen, toen zich eene leekezuster aanmeldde, die haar vanwege de abdis de vergunning bracht om in de spreekkamer te gaan: twee edellieden waren daar, die haar wachtten.
— Het is treurig, dat men mij in aardsche bemoeiingen wil verwikkelen: ik verlang niet naar berichten uit een oord dat ik ben afgestorven.
— Maar toch, het kon zijn van… stamelde Andrea bevend en doodsbleek.
— Van mijne bloedverwanten, meent gij? welnu ga gij heen, en zeg hun dat ik geene verwanten heb dan onze Hoogwaardige Moeder de abdis en onze lieve zusters van Aveiro.
Snel, alsof zij eene herroeping vreesde, verwijderde zich Andrea met de leekezuster, maar onstuimig klopte haar het hart en eene duizeling woelde haar door het hoofd, toen zij zich stelde voor de traliën van het spreekvertrek. De leekezuster stootte haar zachtjes aan. Zij had niet eens de abdis opgemerkt; en zij had vergeten haar sluier neer te slaan. De Infant met zijn edelman don Pedro was dáár. Beiden in diepen rouw. Johannes betreurde zijne zuster als eene doode, de Koning, en de gansche Portugeesche adel had zijn voorbeeld gevolgd. Op het verzoek van Johannes verwijderde zich de abdis. Hij sprak niet van zijne teleurstelling, nu hij Andrea vond in plaats van hare meesteres. Zij hadden een lang en vertrouwelijk gesprek, waarbij Andrea geschreid had en gebloosd, en op