zoeken, waarin ik, Gode zij dank! tot tweemaal toe goed geslaagd ben. En nu genoeg hiervan, teeken het op in uwe memoriën, en laat ons van zaken spreken, nu mijnheer Valckenier hier is, zonder wien ik dat kapittel niet had willen aanroeren; onze achtbare magistraat mocht anders meenen, dat wij samen de stad gingen verraden aan Engeland of aan den prins. Dit laatste sprak hij met een gullen lach, maar toch met een blik op Valckenier, die dezen bloozen deed; want schoon de Amsterdamsche. burgemeester zich sterker uitdrukte, dan hijzelf of anderen het bedoelden, zoo waren sommigen zijner collega’s, en bepaaldelijk Valckenier, niet gansch vrij van achterdocht omtrent zijne nauwe gemeenzaamheid met Temple, hij, die nooit eenig ambassadeur een bezoek had gebracht. Bekend was, wel is waar, de vaste en koele houding, die Hooft wist aan te nemen, zoo vaak de jonge stadhouder Willem III eenigen greep deed, die inbreuk mocht maken op de vrijheden van zijne stad — maar Temple toch was een vreemdeling, geliefd en begunstigd door den prins, Hooft deed met volk en burgerij wat hij wilde — en — had hij tot hiertoe zijn gezag niet misbruikt, nauwelijks gebruikt, wat waarborgde Amsterdam en Holland tegen eene verandering van inzichten, teweeggebracht door de vleierijen van een vreemdeling en de listige opmerkzaamheden van een heerschzuchtig vorst, die zich noode voegde in de enge perken hem gesteld? Wat hen waarborgde? Zoo niet de eerlijke staatkunde van Temple, zoo niet de voorzichtige wijsheid van hem, die eenmaal koning Willem III zou zijn, dan toch zeker het karakter van Hooft. Want het was niet slechts zijne eerlijkheid, zijne bekende goede trouw, zijne opene handelwijze, die hen had moeten geruststellen: het was zijne bekende zucht naar rust en gemak, zijn afkeer van alle bejag naar invloed en grooter gezag, zijn patricische trots op onafhankelijkheid. Wist niet ieder, hoe hij zich had neergevlijd in eene kalme en eenigszins egoïstische wijsbegeerte en hoe hij alles afstootte, wat hem uit zijne
Pagina:Bosboom-Toussaint - Negen Novellen, 1883.djvu/43
Deze pagina is proefgelezen