Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/144

Deze pagina is proefgelezen

en hatelijk. Wij beiden moeten afleiding hebben; wacht, luister, ik weet iets” — zonderling was het te zien, hoe hare gemoedsaandoeningen afwisselden naar den vluchtigen zwaai harer gedachten, en hoe snel haar gelaat de uitdrukking aannam van hare denkbeelden — »ik weet iets, meisje! Als Eduard Koning wordt, moet hij mij een gezantschap geven, een gezantschap naar Frankrijk, naar Spanje, naar Vlaanderen of naar Rome, onverschillig waarheen, slechts van hier, slechts verandering! En, verbeeld u, Debora, de heerlijke feesten die wij zullen bijwonen, feesten, die waarlijk vorstelijk zijn, die niets bekrompens zullen hebben: cavalcades, optochten, het carnaval, waarin men de kluchtigste hersenschimmen tot wezenlijkheid brengt; Spaansche stierengevechten, die aan de oude tournooien doen denken. Bij den hemel, wat niet al! Gij schudt het hoofd, meisje! Meent gij dat het ongehoord zolude zijn, wanneer eene vrouw in gezantschap ging; ik zeg u, men heeft dat meer gezien, en al mocht het niet zoo zijn, wat schaadde het, zoo ik de eerste ware?”

»Inderdaad, Mylady, dat was waarlijk goed, en vooral wanneer Mylord Chandos de gezant kon wezen.”

»Meisje, gij tergt mij; doch spreek… waarom komt gij heden juist altijd op hem terug?”

»Omdat ik zeker ben, dierbaarste Lady, sprak Debora met vuur, »dat hij alleen u aan het geluk kan teruggeven, omdat hij edel en oprecht is en het wel met u meent; omdat hij u zoekt, al stoot gij hem van u; omdat hij niets vuriger wenscht, dan zich aan uwe voeten neder te werpen en een ongelukkig misverstand weg te ruimen; omdat hij hier is, niet verre van u, en dringend smeekt u een oogenblik te zien.”

»Jezus Maria! hij hier, in mijne nabijheid! Debora, Debora! waarom hebt gij mij dat gedaan? Laat hem van hier gaan! Laat hij zich verwijderen!”

»Hij heeft gezworen dit niet te doen, voordat hij u gesproken heeft.”

»En waartoe zal ik hem zien? Nuttelooze marteling voor ons beiden! Is er dan hulp voor mijne ellende? … en toch zoude het troost zijn. Ja, Debora, ga; ga spoedig! Een laatst vaarwel, en dan de dood!”