Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/213

Deze pagina is proefgelezen

deelneming en genegenheid, eer nog de barsche geleiders van hunne verwondering bekomen en het eens geworden waren, of zij dele hulde moesten toelaten of niet.

Een bleek jongeling, uit wiens vermagerde trekken eene diepe zwaarmoedigheid sprak, reed aan het hoofd van den stoet. Hij steeg af, en den openen draagstoel naderende, waarin de Prinses in liggende houding zat, boog hij de knie ter aarde en smeekte haar goeden moed te hebben en te vertrouwen op de recht vaardigheid harer zaak.

Die jongeling was Williams.

In de zaal waar hij zich met Courtenay, na diens gevangenneming, alleen bevond, had deze zich Elisabeths naam met een angstigen zucht laten ontvallen, en toen de Bevelhebber der lijfwacht hem daarop vragend aanzag, had hij op smeekenden en gesmoorden toon gezegd: »Bescherm haar!” Het waren de eenigste woorden die hij gesproken had. De jonge Williams, in wien wij uit enkele trekken een vereerder van Elisabeth gissen, had zich spoedig met alles wat haar betrof bekend gemaakt, en toen hij wist dat men haar van Ashridge ging afhalen, had hij van de Koningin vergunning weten te krijgen om de Prinses met eenige zijner vrienden naar Whitehall te geleiden, en de Kanselier had dit niet ontraden, omdat het zaak was de oogen van het volk door eene schijnbare onpartijdigheid te verblinden. Door de grootste helft der jeugdigen onder den Engelschen adel vergezeld, had hij zich op weg begeven om Elisabeth open lijk zijne hulde toe te brengen. Ook bleef hij tot aan de poort van Whitehall naast haar rijden, terwijl zijn stoet haar als eene eerewacht omgaf en de ruwe krijgslieden van Hastings afweerde. Hoe meer zij Londen naderden des te sterker werd de aan drang der menigte, die zich langs den weg schaarde, zich om haar draagzetel verdrong en in luide, hartgrondige bewoordingen, met al de oprechtheid van den volksgeest die zich openbaart, grooten angst voor haar lot te kennen gaf en innige gehechtheid aan hare persoon. De overlevering spreekt van meer dan tweehonderd welgekleede lieden die haar door het park heen naar het paleis vergezelden. Welk een indruk moet deze ontvangst op de diep verslagene Prinses gemaakt hebben? Op haar, die zooveel aan voiksgunst hechtte, die er zich later zoo goed