Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/216

Deze pagina is proefgelezen

»Dat zou den goeden Graaf spijten, Mylady! die zooveel voor Uwe Genade heeft opgeofferd.”

»Opgeofferd!” riep Elisabeth met ontsteltenis. »Mijn God! gij weet dus alles?”

»Ja, Mylady! en met eerbied gesproken, uwe Ladyschap weet nog niets. Maar gij zult van mij alles hooren. Veroorloof mij zoo dicht mogelijk bij u te staan, want hier naast zijn lieden, die niets hooren moeten. En nu leunde hij met beide armen op haren stoel, en begon haar alles mede te deelen, wat er met haar ongelukkigen minnaar was voorgevallen. Zijn praatzucht spaarde haar niets, en hij gaf zijne opgekropte spijt tegen de Koningin daardoor lucht, dat hij alles waarover deze te blozen had, aan hare mededingster bekend maakte.

»Wij zijn dus beiden verloren!” had de jonge vorstin uitgeroepen, met de gelatenheid der uiterste wanhoop.

»Daaraan kan ik niets verhelpen, Mylady! De Graaf toonde eigenlijk meer liefde dan overleg, maar nu ik uwe Ladyschap gezien heb, nu weet ik dat de edele Lord niet anders kon. Zoo het uwe Genade troosten kan,” vervolgde hij met goed hartigheid, toen hij hare sprakelooze droefheid zag, »aan den Graaf te schrijven, dan belast ik er mij mede, die brieven veilig en zeker over te brengen.”

»Ik zoude u dankbaar zijn, indien gij dat werkelijk kondet doen; maar kind… ik kan…”

»Mij niet vertrouwen misschien, Mylady? O! zie mij aan, ik heet Arthur Polus; meent gij dat ik u verraden zoude, en dat aan eene Koningin, die den verwenschten Be…, doch daarvan niet bij u! Geloof mij, wat een schrandere page doorzetten wil, dat gebeurt; en ik wil Uwe Genade van dienst zijn. De Graaf woont zeker achter dikke muren, maar waar eene muis door kan, daar kan ook een brief door, en het heeft nog nooit in eene gevangenis aan muizen en ingesloken briefjes ontbroken. Ik zweer u, bij mijne dame! dat ik geene list onbeproefd zal laten om den Kanselier en den roerdomp Benefield eene poets te spelen!” Onder dit gesnap had Elisabeth zich ernstig beraden.

Zij nam des pages diensten aan, en zóó werd deze een gewenscht middel van gemeenschap tusschen haar en haar ongelukkigen minnaar.