Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/293

Deze pagina is proefgelezen

I.
Eene kennismaking.



Turin is voor de fashionable trekvogels, die jaarlijks in het begin der lente Italië komen doorfladderen — met eene drift, als waren zij allen de losgelaten sperwers van Sterne, of als konde de verlichting der Heilige Kapel in de goede week niet plaatst hebben, zonderdat zij haar binnenstormden, — niet veel meer dan een goed logement, waar zij nachtverblijf houden, om verder te gaan. De minst haastigen blijven er drie tot vier dagen, maar nemen zich wel deugdelijk voor, de kleine Sardinische hoofdstad niet te bezien; zij hebben iets van de jonge mannen, die, als ze het hof gaan maken aan de meesteres van het huis, de bekoorlijkheden der schoone portiers-dochter niet willen opmerken: met het oog op Rome en Napels hebben zij geenen blik voor Turin ten beste. En toch zij, die geduld en tijd genoeg hadden, om er hunne tenten op te slaan, dat wil zeggen: die een apartement huren of maar eene kamer in een dier prachtige hôtels, welke ten dienste der vreemdelingen daar zijn, hebben het zich niet beklaagd; zij hebben er alles gevonden, wat men in eene hoofdstad van Europa vinden kan; zij hebben er alles genoten, wat eene Italiaansche stad te genieten geeft; zij hebben er veel kunnen zien, veel kunnen opmerken veel kunnen waarnemen en ook somtijds iets kunnen leeren: daarom, wie voortaan Italië bezoeken gaat, beschouwe toch met meer de goede stad der Sardinische Koningen als eene groote restaurant, waarvan men niets meer behoeft te zien dan de eetzaal. Als ik van de doortrekkende reizigers zeg, dat zij zóó doen, dan wil ik daarmede niet bewezen hebben, dat er