Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/299

Deze pagina is proefgelezen

»Ik moet wel, want ik heb mijn woord gegeven; maar gij moet mij ten minste toestemmen, dat ik u niet gezocht heb.”

»Neen, neen! dat is nu afgesproken, ik heb mij opgedrongen;” en hem sterk aanziende, vervolgde hij op eenen toon, waarin evenveel innige belangstelling als overtuiging lag: »Gij zult leven! Ja, Mylord! gij zult waarlijk leven!”

»Maar, zoo waar ik Pair van Engeland ben, ik wil niet leven. Dokter!”

»Toch, toch, Mylord!”;

»Ik wil niet leven, omdat ik mij verveel, omdat de menschen mij walgen, omdat het genot mij walgt, omdat ik mij zelven walg. Gij doet uwe kunst schande aan, zoo gij u dit laat herhalen; een man, als gij, weet… moet weten…”

»Dat het onbarmhartige spooksel, dat zich aan u heeft vastgeklemd, en u den levenslust ontsteelt, de spleen is.”;

»Van de duizend Engelschen, wien men dat zegt, raadt men het zeker negenhonderdmaal.”;

»En dan van tijd tot tijd die onweêrstaanbare zucht tot zelfmoord.”

»Ook dit kunt gij gissen, zonder licht mis te tasten aan eenen Engelschman, die op het vaste land reist.”

»Keer naar Engeland terug, Mylord!”

»Ba! om dagelijks te zien, hoe erfgenamen, die vier jaren jonger zijn dan ik, met ongeduld op mijn dood zitten te wachten? Hun het genoegen te geven, iederen dag op mijn gelaat de sporen te yinden van verergering; hunne lorgnetten altijd op mij gericht te zien, om met wiskundige juistheid te berekenen, hoever ik nog af ben van den staat van een geraamte? Dát nooit. Nu heb ik ten minste nog de zelfvoldoening, hun eene verrassing te geven. Zij wanen mij gezond, vroolijk, misschien wel gehuwd!”

»Waarom hebt gij Parijs verlaten?”

»Zooals altijd heb ik er niet gevonden, wat ik zocht. Uw Espaleto alleen heeft mijne belangstelling opgewekt. Ik heb bij hem uren gesleten, die mij kort voorkwamen, maar ik kon niet altijd bij hem zijn; ik heb nog schulden af te doen in Italië (Jefferies legde het hoofd in de hands terwijl hij dit sprak) en het is mij wel hetzelfde, waar ik zit te geeuwen. Daarenboven,