Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/303

Deze pagina is proefgelezen

Oostenrijker van geboorte, studeerde hij te Weenen, toen Espaleto zich dáár ophield. De jonge student had zich door zijne fraaie tenor-stem een zekeren naam gemaakt. Hij werd toegelaten in kringen. die, zonder dat, voor hem zouden zijn gesloten gebleven: zoo kwam hij in aanraking met Monsignor Epaleto. Misschien zijn er onder mijne lezers, voor wie deze Espaleto een oude bekende is, dien zij zich nog flauw herinneren. Zij, voor wien hij een vreemdeling is, hebben niet noodig nadere kennis met hem te maken, en ik verzeker hen, dat zij er niets bij verliezen; alleen moet ik hun verzoeken, zich hem voor te stellen als een hoog begaafd en hoogst beschaafd Mantuëesch edelman, die, als Sardinisch gezant, te Parijs woonde, in denzelfden tijd, dat ook Sir Jefferies zich daar ophield, en die vroeger veel gereisd, veel geleden en veel voor zijn vaderland gedaan had. De scherpziende blik des Italiaanschen edelmans had spoedig in den student Schilfern iets meer gezien, dan den jongeling, die door zijne aria’s op de soirées schitterde; hij knoopte nauwere gemeenzaamheid met hem aan, en vond bij hem die veelzijdige kennis, dien lust tot onderzoek en studie, dat gezonde oordeel en die volhardende vlijt, welke ook de zijne waren. Hij vond eenen geest, die eene richting genomen had als zijn eigene; eene ziel, minder groot en verheven als de zijne, maar toch open voor al wat schoon was en goed: hij vond minder fijn gevoel, bijgevolg minder lichte kwetsbaarheid; bijgevolg meer doorgaande opgeruimdheid, meer zekerheid van begrepen te worden; bijgevolg meer waarborg op een goed slagen in het maatschappelijk leven. Hij vond iets van zich zelven, in schoon er vorm, in gelukkiger licht gesteld. Ook verstonden die jongelingen elkander volkomen; zij voelden zich vrienden, nog voor zij elkander zoo genoemd hadden, en het was eindelijk een innige broederband, die den Italiaanschen edelman met den vrijzinnigen Duitschen geleerde verbond. Toen de eerste echter Weenen verliet, verloren zij elkander lang uit het oog, totdat eindelijk de Hertog, aan het geluk en de rust hergeven, zich weder zijnen Duitschen Pylades herinneren kon. Hij schreef hem; hij noodigde hem uit, om zich te Turin te komen vestigen. Hij kende zich genoeg invloed toe, om zijnen vriend op eene schitterende wijze voort te helpen.