Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/312

Deze pagina is proefgelezen

zijnen geneesheer strak aan, en hernam met eenen kouden glimlach: »Vergeef mij dien zotten klaagtoon; gij zult mij belachelijk vinden, ik ben anders niet gewoon kinderachtig te zijn, dat zijn van die zwakke oogenblikken…” En zonder een antwoord af te wachten, vervolgde hij met bitteren ernst: »Rigotier opende voor mijnen onderzoeklust een wijd veld, of liever eene koude sombere spelonk, waarbij hij mij met vlammende fakkels vóórlichtte. Al zijne harde, bittere, snijdende ervaring werd de mijne. Hij had het maatschappelijk leven gepeild, van hare morsigste laagten af, tot op hare blinkendste hoogten. Hij had het eerste walgelijk gevonden, en het laatste laf en geesteloos. Al zijne sombere wereldkennis werd de mijne. Hij legde den mensch voor mij op de ontleedtafel, en wees mij al zijne vlekken, al zijne rimpels, al zijne plooien, al zijne nietigheid, al zijne afzichtelijkheid, al zijne baatzucht, al zijne laagheid. Hij deed mij achter iedere deugd de drijfveeren zien, die haar in werking brachten. Ook wist ik voortaan, dat zij niets konde zijn, dan zwakheid van de besten, huichelarij en berekening van de minderen. Ook spotten wij te zamen over ieder vertoon van hulpvaardigheid, van menschenliefde, van vaderlandsliefde, van zelfopoffering. Wij kenden hare gronden. Hij deed mij de vriendschap zien als eene verbintenis van twee belangen, die men verbrak als de vriend ophield nuttig te zijn; de dankbaarheid als een woord, waarmede men vooruit de weldaad kocht, om het recht te hebben, met haat te betalen. De liefde leerde hij mij kennen als een zingenot, of eene berekening. De vrouwen verdeelde hij in twee klassen. De ééne, die zich overgaven uit wellust en zwakheid, dat waren de beteren, die door de mannen gebruikt werden en vertrapt, en wegstierven in ellende en armoede; en de andere, die met zich zelve handel dreven, en die vastheid van geest en hardheid van hart genoeg hadden, om te beloven en niet te geven, dan na de plechtige ruiling van den naam en de bezitting des gemaals; deze maakten de mannen tot hare slachtoffers; ook leefden zij geëerd en gelukkig: zij waren deugdzame vrouwen!

»Ik sprak hem over de godgeleerde stelsels van Straights; hij deed mij hunne gewrongenheid en onnoozelheid inzien, en roemde mij het goud als den éénigen waarachtigen god van deze