Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/314

Deze pagina is proefgelezen

zich op te winden in geestdrift voor vriendschap en schoonheid, en deugd, en zielenadel, en poëzie, en kunst, en te gelooven aan de vriendschap, aan de schoonheid, aan de deugd en de kunst; in verrukking te zijn bij elk vertoon van hartstocht; in vuur te kunnen zijn bij elk zinbedrog der kunst; alles te zien zooals het schijnt; alles te houden voor wat het zich uitgeeft: te hopen, te verlangen, te verwachten, te gelooven, niet te weten… kind te zijn! O!”

En de Engelschman liet het hoofd op de borst zinken, en hield de beide handen voor de oogen.

Schilfern begreep de brandende behoefte van dien man bij zijne onmacht, om er aan te voldoen. Hij overzag al de uitgebreidheid van dien zedelijken moord, waarover men hem klaagde; hij zocht in zich zelven het woord, dat zoovele smarten moest lenigen, en zooveel ledigheid aanvullen, en hij vond er slechts één; maar dat moest niet te vroeg gebruikt worden, hij was nog zoo sterk in zijne zwakheid, nog zoo spitsvondig in zijne onkunde; zijne overtuiging was hem nog een zoo machtig wapen, dat de menschenliefde en de vriendschap nog voorzichtig moesten zijn met hare hulp. Ook zeide hij alleen met eene diep bewogene stem: — »Beklagenswaardige!”

»Niet waar, het was onbarmhartig, den doodenden rijp der werkelijkheid zoo eensklaps neder te werpen op de bloesems der jeugd? O! als ik een zoon had gehad, ik had hem laten opvoeden door Spaansche monniken; die hadden hem geleerd, zijn kruis te maken, en met een geloovig oog reliquiën te kussen; hij zou de een biechtvader gehad hebben, die hem leerde knielen voor beelden, en vertrouwen op een naam. — Dan had ik hem in de wereld gestuurd, zonder raad en zonder waarschuwing, op gevaar af van hem te zien vallen in iederen strik, en ter prooi worden van iedere verleiding: maar hij zoude genoten hebben; hij zoude gedweept hebben; hij zoude hersenschimmen gehad hebben, en tooverpaleizen opgebouwd, en in Dorado’s gewandeld; en als dan de hersenschimmen rook waren geworden, en de tooverpaleizen ingestort, en de Dorado’s verwoest, dan zoude hij een hemel boven zich gezien hebben, om er een vertrouwenden blik op te richten, in het midden van zijne wanhoop! Mijn zoon ware gelukkig geweest!