Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/315

Deze pagina is proefgelezen

»Rigotier had mij al zijne ledige, maar schitterende talenten medegedeeld. Ik danste, schermde, reed te paard, speelde fluit, sprak de nieuwere talen, wist van alles mede te praten, had mij al het vlugge, levendige en gepaste zijner manieren eigen gemaakt, verstond mij op paarden, op honden, op wijn, op vrouwen, op kleeding, zonder iets van dat alles te begeeren, of het anders te beschouwen, dan als den noodzakelijken nasleep van den rijkdom, en was alles geworden, wat Mijnheer Rigotier van mij had willen maken. Ook had hij de zelfvoldoening, van mij, op mijn zeventiende jaar, aan mijne voogden te kunnen voorstellen als een volmaakt gentleman. Die goede menschen, een paar oppervlakkige vossenjagers, die zitting hadden in het Parlement, waren zich zelve niet van verwondering over het meesterstuk van den Zwitser; zij juichten hunne eigene keuze toe in zijn werk, en zij vonden het noodig, dat dit model van Highbreeding ten spoedigste in het high life optreden zou.

»Ingeleid door Mylady Saunders, de echtgenoote van een hunner, en gevolgd door Mijnheer Rigotier, trad ik, in het beste van de season, de cercles binnen. Gij kunt u de uitwerking denken. Zoo wél-opgevoed, schatrijk, stamhouder van een oud en edel huis, een uiterlijk, dat niet erger was dan dat van anderen, en nog zóó jong! Dat was een heerlijk aas, dat men dáár in hun midden wierp. Wat moest die jongeling licht te vangen zijn? hoe gemakelijk te roeren? hoe zou hij zich vergrijpen aan elken schijn? hoe weinig zoude het kosten, hem te betooveren en in verwarring te brengen? Ook bestormden zij mij met liefkoozingen; zij zouden mij verstikt hebben onder hunne aanbidding; zij trachtten mij dronken te maken door hunnen wierook. Bah! wat waren die groote menschen klein voor mij, wat waren die hooge Pairs van Engeland kruipend! Wat waren die deugdzame vrouwen veil!

»Hoe bitter glim lachte ik tegen Rigotier, toen ik alles vond, zooals hij gezegd had; met hoeveel dank drukte ik hem de hand, en hoe trotsch nam ik mij voor, die menschen met onbeschaamden spot te betalen! Het spreekt vanzelf, dat niets mij verwonderde, of verrukte, of in geestdrift bracht. Maar mijne koude en mijn helder zien golden voor fashionable onverschilligheid, voor het hoogste toppunt van de kunst mijns opvoeders.