Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/322

Deze pagina is proefgelezen

dichte sluier over haar verleden, en de vele, zich kruisende geruchten maken het een als het ander onwaarschijnlijk.”

De Engelschman was in een diep gepeins vervallen, terwijl zijn geneesheer sprak; eerst toen deze ophield, ontwaakte hij daaruit, alsof dat zwijgen zijne aandacht trok.

»Schilfern! gij begrijpt, dat ik haar zien moet…”

»Niets is gemakkelijker, Mylord! gij hebt zeker uwe aanbevelingsbrieven van Monsignor Espaleto nog niet afgegeven?”

»Neen! want ik dacht ze niet te gebruiken. Nu dien ik ergens te gaan, waar ik Mancini ontmoeten kan. De Marchesa ziet zeker menschen?”

»Hare converzatione is de meest bezochte van Turin.”

»Dat kan niet anders; als die vrouw behagen wil, behaagt zij. Welnu, zij zal een gast meer hebben in haar Salon.”

»Gij hebt dan lust, de rol van een Dramaheld op u te nemen, schitterend blozende wangen te doen verbleeken, glinsterende oogen dof te maken en eene onmacht au beau milieu d’un bal!”

»Foei, Dokter! foei! meent gij, dat ik zulk een belachelijken ophef zoude willen maken om niets? Toen Lady Horatia zich eenmaal overtuigd had, dat de vrijheid haar meer waard was dan hare aanspraak op mijn vermogen en rang, heeft zij gehandeld zooals elke vrouw zoude gedaan hebben, en ik zal niet boosaardig genoeg zijn, om haar geluk te storen! zoo ik wist, dat er flauwten en bleeke wangen te zien waren, geloof mij, ik ging haar niet zien te midden van die menschen. Alleen wil ik weten, in hoeverre zij mijn naam mengt onder hare dwaasheden; en dat andere huwelijk zoude mij zeer in den weg zijn, omdat ik nog ééne hoop heb voor het leven, nog ééne enkele flauwe hoop, die Espaleto in mij heeft opgewekt. Schilfern! gij, als geneesheer, dringt dóór tot in het binnenste van ieder huis, tot op de plaatsen, waar men de afgesprokene waakzaamheid over zich zelve vergeet! gij ziet zoowel het négligé der ziel, als dat van het lichaam… Gij zoudt kunnen weten… Maar neen, dat is een dwaas denkbeeld: hoe kan ik nog de zotste aller hersenschimmen voet geven?”

»Spreek slechts uit, wat gij van mij wenscht.”

»Zoudt gij kunnen ontdekken, of zij een kind met zich voert?