Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/328

Deze pagina is proefgelezen

meer en meer opwindt, en die de kunst neemt, als de meest roerende taal van het gevoel. Een schitterend voorspel zag zich spoedig vervangen door een keurig accompagnement, dat toen eene stem begeleidde, wier zuiverheid alleen te vergelijken was bij hare liefelijke welluidendheid en juistheid van uitdrukking. Iedere toon was een hoorbaar beeld, zooals de poëzie en de schilderkunst er zichtbare geven, en iedere klank was eene gewaarwording, die in de ziel greep, en haar naar eene ongekende wereld van zoete aandoeningen opvoerde.

De jonge Lord had toegeluisterd met een genot, dat zich al meer en meer op zijn gelaat teekende. Zijne oogen kregen meer levendigheid; zijne wangen kleurden zich met een flauw blosje; hij hief zich op uit zijne onverschillige houding; hij luisterde als iemand, die het gehoorde wil indrinken. Toen Schilfern geëindigd had, riep hij met eene stem, wier luide toon eene geestdrift uitdrukte, waarover de zanger zelf zich verwonderde:

»Ik heb het altijd gedacht: daar is niets heerlijker dan de menschelijke stem, als een edeler doel, dan dat der hebzucht haar bezielt; als zij zich niet behoeft te wringen naar de eischen van een publiek, of een angstig streven naar toejuiching haar niet ontsiert! Gij hebt een talent, dat heendringen zoude door de ijsrotsen van Spitsbergen! Ik heb nooit een opera-zanger kunnen uitstaan. Zult gij meer voor mij zingen?”

»Misschien, ik ben er zelden toe gestemd; maar gij zult nu toch moeten erkennen, dat er nog fijne snaren in u ongebroken zijn gebleven, die men slechts juist behoeft aan te spreken, om betere klanken te hooren, dan de charivari van volle geldzakken tegen een ledig hart. En wat dunkt u, zou die vatbaarheid voor de indrukken der muziek alleen liggen in de fijne bewerktuiging van het oor, in een paar zenuwen der hersens? Denk daar eens over na; en nu, goeden nacht!” En hierbij zag hij Glenhouse ernstig en veelbeteekenend aan, drukte hem met gevoel de hand, en verwijderde zich.

»O! eene wereld van zulke menschen!” zuchtte de Engelschman, terwijl hij hem naoogde. »En eene ziel, om hen te verstaan! Eene ziel…”

En hij verviel in een diep gepeins.