Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/331

Deze pagina is proefgelezen

zijn reeds zoovele beschrijvingen gegeven, welke de armoede van opmerkingen moesten vergoeden, dat ik waarlijk met den verouderden kunstgreep niet meer voor den dag durf komen. Het verstaat zich, dat er aan de toiletbehoeften der Marchesa niets ontbrak. Daar was een schat van versierselen en kanten en gazen en lint, en kistjes en kostbare nietigheden, die de begeerlijkheid van menige vrouw konden aantrekken. De Marchesa zat voor hare psyché weggezonken in de weeke kussens van hare causeuse; maar zij zat er in eene houding, die zooveel lusteloosheid teekende, zoo weinig opgewektheid tot de groote bezigheid van het toilet, zooveel onverschilligheid voor haar uiterlijk, dat de minst scherpzichtige het haar had kunnen aanzien, hoe zij de cameriste verdrietig had weggezonden, en hoe zij in zonderlinge verslagenheid het uur vergat, waarop men op de Corso met pijnlijk verlangen naar haar uitzag. En toch was dat late voormiddaguur reeds bijna daar!

En was dat die blinkende, lichtende, schitterende figuur, die de cirkels verrukte en de mannenwereld in oproer bracht? Die fletse, achtelooze, ineengezonkene gestalte, die daar als in tweeën gebogen zat op een rustbed? Het was de tooneelspeelster achter de coulissen, ontdaan van het rood, afgemat door het spel, moede getobt door de zelfvermomming, zonder veerkracht na de lange inspanning van alle krachten!

De Napolitane was anders rijzig, bijna groot, en de rijke vormen, welig, zonder forsch te zijn, anders altijd zoo voordeelig afgeschetst in het satijn of zilvergaas, waren nu gehuld in de dikke wollige stof eener donkere peignoir. Geen fijn middel, geen volle boezem, geen ronde schouder, geen gevulde hals was zichtbaar onder het hoog toegehaakte morgenkleed. Haar voorhaar, anders zoo glanzig als Chineesch lak, op het voorhoofd in tweeën gescheiden, hing ordeloos en sluik langs hare wangen neder, en het rijke lange achterhaar was weggeschoven onder den ruimen pas van eene ochtendmuts, à la papillon, welker breede strooken diep over het gelaat nedervielen. Hare oogen stonden dof en zwaarmoedig; hare. wangen waren zonder blos, en hare lippen zelfs schenen minder rood. Zij draaide iets tusschen hare vingers rond. Het was een toegevouwen brief. Nog andere brieven lagen op haren schoot. Op één derzelve scheen hare aandacht gevestigd.