Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/332

Deze pagina is proefgelezen

»Dat ik altijd lezen moet, en weder lezen! en nogmaals lezen!” sprak zij als mijmerende met eene zachte, doffe stem. »Dat ik geen moed heb te vernietigen! Verfoeielijke bladen! Verfoeielijk mensch! duivel!” en voor een oogenblik schitterden hare oogen, en zij stampte met den kleinen voet heftig op den grond. »En dat geene verstrooiing die gedachte van mij weren kan, en dat zij zich altijd weder aan mij opdringt;… op dezen dag:” voegde zij er met weemoed bij, »het kon nu… Sancta madre! daar hoor ik Oloferno.” Schielijk sprong zij op, greep met koortsachtige haast eene zilveren schel, schelde met eene drift, alsof het boudoir in laaie vlam stond, en trachtte met de linkschheid der verwarring nog ijlings eenige verandering te maken in haar voorkomen; te laat echter, om voor den jongen man, die binnentrad zonder te luisteren naar eene stem, welke hem in het voorvertrek scheen terug te willen houden, de wanorde van haar uiterlijk te verbergen.

De jonge man, die binnentrad, was inderdaad de Graaf Oloferno Mancini. Eene fiere gestalte, meer mager, dan gezet, met een arendsneus en een arendsoog, en ook den blik van den arend. Die blik vloog schichtig de kamer rond, met eene uitdrukking van wildheid, en vestigde zich daarna op Horatia, die zich bukte, om iets op te rapen.

Het voorwerp, dat zij opraapte, was een der brieven, welke bij het opstaan van haren schoot was gevallen; de andere had zij snel achter de ottomane geworpen.

Als een havik schoot hij op haar toe.

»Mag men weten, Signora! welk versiersel gij met zooveel zorgvuldigheid verbergt?”

»Verbergen, Signore? ” vroeg zij. »Sedert wanneer is mijn balboekje een voorwerp, dat uwe nieuwsgierigheid opwekt?”

»Uw balboekje! Horatia?”

»Ja zeker! wilt gij niet ook zien?” hernam zij met eene koene tegenwoordigheid van geest, die bewees, hoezeer zij eene groote tooneelspeelster was.

Hare geheele houding deelde in hare vermomming. Zij wist weder eenigen gloed te geven aan haren blik; een donkere blos volgde op de doodelijke bleekheid van zooeven; zij had weder den glimlach op de lippen.