Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/337

Deze pagina is proefgelezen

De Marchesa, voor wie iedere bliksemslag der jaloezie welkomer was, dan de koude dolksteken der ijdelheid, zegepraalde altijd bij zulk eenen uitval.

»Het was de eerste, die mij te binnen schoot, Caro mio!”

»Als de Monzo u dezen avond nadert, draait gij hem den rug toe!” riep hij bevelend.

»Als gij mij plaagt, dans ik met hem.”

»Dan daag ik hem uit!”

»Kom, laat ons vrede maken,” hernam zij, hem de hand toereikende. »Gij weet wel, dat die man mij niets zegt, dat niemand dan gij iets voor mij is; maar ik bid u, laat mij van avond mijn zin doen.”

»Juist dezen avond wenschte ik u zeer schitterend te zien. Lichtblauw satijn, met bouquetten van fluweel en zilver zouden u zoo goed staan! gij zijt zoo blank! Ik heb het voor u besteld; het verwondert mij, dat de modiste nog niet hier is. Zij was pas uit Lyon gekomen. Ik zag, dat de Principessa de Sola onderhandelde, om dit kostuum te hebben; ik bood het dubbele van den prijs; zij krijgt geen dergelijk, en gij verschijnt dezen avond met het uwe.”

»Men moet mijn Oloferno zijn voor zulk eene oplettendheid,” antwoordde zij met een blos van genoegen. »Zeg nu ook, waarom gij mij heden avond zoo prachtig hebben wilt.”

»Omdat… in waarheid, ik vergeet alles, wat niet rechtstreeks betrekking heeft op u, omdat ik heden een nieuwen gast bij u inleiden zal. Een vreemdeling, een edele Engelschman, een vreeselijk geblaseerde rijke! En ik wil hem toonen, dat wij hier nog vrouwen hebben, par sanct Jacomo! vrouwen zooals gij!”

»Mancini! ik zal den Engelschman niet ontvangen. ”

»Wat beteekent dat, Mevrouw! en waarom niet?”

»Ik ben niet te Turin gekomen, om Engelschen te zien.”

»Het zoude toch dwaas wezen, er gekomen te zijn, om ze niet te zien; hier, waar allen aanlanden, die de spleen uit hun nevelland verjaagt.”

»Om de spleen in onze Salons te brengen,”

»Om zich dood te ergeren, dat zij missen, wat wij bezitten: de vroolijkste, schoonste, onweerstaanbaarste vrouwen en het