Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/338

Deze pagina is proefgelezen

heerlijkste klimaat. Kom, Horatia! overwin uw grilligen tegenzin, Lord Glenhouse Villiers heeft aanbevelingsbrieven aan de eerste huizen uit eene edele hand, die van onzen Gezant te Parijs; hij zelf heeft mij gevraagd, hem daar rond te leiden; een man als hem kan men niet weigeren.”

»Laat Lord Glenhouse Villiers komen,” antwoordde toen de Marchesa met minder heftigheid; »gij ziet, Oloferno! ik geef u alles toe. ”

»Gij zijt een engel!”

De kamenier, die zich verwijderd had, toen hare meesteres geholpen was, kwam nu weder binnen, en sprak met eenige bedeesdheid: »Signora! daar is iemand, die u een bezoek wil brengen.”

»En wie dan, Rosa?”

»Een cavaliero, die zich Siliferno noemt,” antwoordde het Toskaansche kind.

»Siliferno! Kan dat ook Schilfern zijn?” vroeg de Graaf.

»Ja, Senor! zóó is het.”

»O! Dokter Schilfern! laat dien binnenkomen; hebt gij hem laten roepen, lieve Horatia! voelt gij u werkelijk zoo ongesteld?”

»Hij komt uit zich zelven. Ik begrijp niet, wat dit wezen kan.”

Het was ook Schilfern, die binnentrad met zijne losse, vrije houding en open gelaat.

»Ha! welkom, Signor Doctore!” riep Mancini; »gij riekt de zieken op zeven mijlen afstands; de Marchesa heeft u juist noodig.”

»Ik gevoel mij volkomen wel,” antwoordde Horatia ontwijkend.

»Het kon waar zijn, dat de Marchesa mij noodig had,” hernam de dokter, haar ernstig aanziende.

»Wij zijn het dus eens over een consult,” sprak de Graaf; »maar gij moogt haar niet verbieden te dansen.”

»Integendeel, ik noodig de Signora zeer, om haar gezelschap heden niet te leur te stellen.”

»Gij zijt de Medico naar mijn hart; maar ik bid u, zeg ons spoedig de reden van uw bezoek: den besten tijd van den Corso hebben wij bijna reeds verpraat.”

»Mijne waarde Graaf! gij zult zoo goed zijn alleen te gaan… Ik heb iets aan de Marchesa te zeggen dat haar persoonlijk