Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/339

Deze pagina is proefgelezen

betreft; later staat het aan de Signora u deelgenoot te maken van mijn klein geheim,” hervatte Schilfern lachende.

»Per dio! Signore! dat noem ik despotisch, de schoonste vrouw van hare morgenwandeling terug te houden, om… om…”

»Om hare gezondheid,” fluisterde hem Schilfern ter zijde in. »De scherpe wind van heden is hoogst nadeelig voor het zachte kuchje, dat ik bij haar opmerk. Het haar te zeggen, zoude ontrusten en is immers niet noodig.”

»Het is iets lastigs, die weekheid der vrouwen,” antwoordde Mancini verdrietig; »met haar kan men op niets rekenen. Prent het haar goed in, Dokter! dat zij zich versterkt.”

»Horatia! ik ga mijne chocolade nemen bij Perolla, en ik zal nog eens rond zien naar grootere paarlen, dan de uwe.”

En na haar de hand gekust te hebben, verwijderde hij zich.

»Wat kan het zijn, dat Dokter Schilfern mij zoo geheimzinnig te zeggen heeft?” vroeg Horatia, hem eenen stoel wijzende, met een glimlach.

»Mijne boodschap luidt aan Lady Jefferies,” hernam Schilfern, met strengen nadruk,

»Signore! Signore!” riep de Marchesa, met sidderende lippen en hield zich vast aan den leuningstoeI, waarbij zij stond. »Signore! dat is een boosaardig opzet!”

»Indien ik had kunnen weten, dat die naam nog de kracht had, uwe wangen zóó te verbleeken, Signora! dan had iemand, die er meer recht op heeft, u bij dezen naam te noemen, zelf de kleurwisseling van een kwaad geweten kunnen gadeslaan,” vervolgde Schilfern onbarmhartig.

»Is die man nabij, in dit land, te Turin?” vroeg de Napelsche, met eene heesche stem.

»Niets dan zijn wil scheidt hem van u!”

»O, gij genadige Heiligen! gij hebt mij verlaten!” gilde de Marchesa, hare handen wringende, en in radeloozen angst het vertrek rondijlende; »ik ben in de macht van den Satan; want hij is Satan,” voegde zij er bij op eenen akelig kalmen toon, terwijl zij met wild starende oogen langzaam op hare ottomane nederzonk.

»Gij hadt een kind, Mylady! Waar is uw kind?” vroeg weder Schilfern, altijd zonder medelijden.