Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/344

Deze pagina is proefgelezen

Verbeeld u eene Italiane, met donkerblauwe oogen, zoo donkerblauw, dat geene zwarte meer fel konden vonkelen, en toch dweepachtig zacht, als dreven zij in reine tranen. O, die slangenoogen! Verbeeld u zwart haar, waarvan de rijke lokken neder. hingen tot op het lichtblauw zijden kussen van haren zetel, en in dat haar geen ander sieraad, dan een enkelen witten rozenknop, met bladen van geëmailleerd goud; en om dien Griekschen arm en op dien elpen hals geen andere tooi, dan strikken van zwart fluweel, door echte antieke caméën bijeengehouden. De eenvoudigheid van die vrouw moest meer gekost hebben, dan de meest in het oog loopende opschik van eene andere. Het was de eenvoudigheid eener godin, die geweven zijde versmaadt, en zich in lichtstralen kleedt. Ik was geheel vergeten, wat ik met haar voorhad, toen zij haar oog vragend naar mij opsloeg; Palcetti zelf herinnerde het mij. »Noem haar uwe voorwaarde,” sprak hij.

»Toen hernam ik geheel mijn aplomp. »Mijn goed paard, Roscane, is bestemd voor de Dame, die besluiten kan, om, zonder mij nader te kennen, drie dagen achtereen een toertje met mij te doen door de omstreken.”

»Zij haalde met een minachtend lachje de schouders op. Geene vrouw heeft ooit fierder en schalker gelachen, dan deze.

» »Laat den fantastieken gek zijne speelpop!” lispelde zij in het zoete Napolitaansch tot Palcetti. Zij kon niet weten, dat ik de volkstaal verstond. Men sprak anders Fransch.

» »Doe het, mia Cara! Gij zoudt pruilen, zoo het u ontging.”

» »En gij uwe nagels afbijten van ergernis, zoo ik het deed! Zeg den Engelschman, dat er meer paarden zijn.” Zij verwaardigde zich zelfs niet eens tot mij te spreken. Zij tokkelde hare guitarre, als ware zij alleen geweest, en begon te phantaseeren.

»Ik was verrukt over deze bekoorlijke lompheid; ik had nog nooit eene vrouw ontmoet, wier fierheid sterker was, dan hare begeerlijkheid; ik had moeite om niet toe te geven; toch vroeg ik, als had ik niets kunnen verstaan: »is de Signora besloten?” — »Tot geene dwaasheid, Sir!” antwoordde zij in het Engelsch. »Het spijt ons dat wij u lastig zijn gevallen,”

» »Mijn arme Roscane wacht dan zeker eene minder schoone meesteres, ofschoon ongetwijfeld eene meer toeschietelijke,” her-