Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/347

Deze pagina is proefgelezen

naar is hij niet! niet in dien zin ten minste, als die jonge lichtzinnigen het gelooven, als gij het gelooven moet!” voegde zij er met tranen in het oog bij. »Maar, Hemel! wien zeg ik dat? ik vergeet, dat ik u het recht geef, om mij voor altijd te bespotten. Mijn God! wat zeg ik dien man, die mij niet begrijpt?”

» »O! ik heb u verstaan, Signora! ik heb u verstaan,” juichte ik in geestdrift; want ik meende een hart gevonden te hebben, dat geene logen sprak. Ik voelde iets in mij bewegen. Het scheen mij, dat ik ook een hart had. En in mijne hartstochtelijke opgewondenheid zeide ik haar iets, dat ik nog aan geene vrouw gezegd had. Ik sprak van liefde. Zij beantwoordde mijne woorden met een gul vertrouwen, met eene beantwoording aan mijn gevoel, met eene overgegevenheid aan het hare, dat mij duizelig maakte van zaligheid. Ik had nooit kunnen denken, dat de liefde eener vrouw zóó bedwelmen kon en zóó gelukkig maken. Ik had mij niet vergist in mijne berekeningen. Zij had, ondanks zich zelve, aan mij gedacht; zij had eene gewaarwording tegen mij gekend als van haat; zij had niet kunnen denken, dat het liefde was. Zóó ten minste sprak zij. Het waren zoete bekentenissen, die mij, arme, toen onmetelijk rijk maakten. Ik vergat mijn gansche doel, ik had gemeend, dat ik een koele schurk was, en, helaas! ik was nog een lichtgeloovige dwaas! — Op haar vijftiende jaar was zij uit het klooster gehuwd aan den niet meer jongen di Zoni. Een beter staatsman dan echtgenoot zijnde, had hij zijne jonge gade aan zich zelve overgelaten, tevreden, zoo zij hem met rust liet, en slechts gelukkig in den machtigen invloed van haren vader, die den zijnen ondersteunde. Overladen met eere-ambten, had hij niet éénmaal den tijd, op de eer van zijn huis oplettend te zijn. Hij vergat zóó volmaakt zijne gemalin, die hij haar eens in eene converzatione voor eene vreemde aansprak. Horatia, zich zoo verwaarloosd ziende door den man, dien zij getracht had te hoogachten, was te levendig van gestel en te gezond van hoofd en hart. om als eene verlatene te verkwijnen; zij vermaakte zich met haar jeugdig leven, zooals zij best konde; zij hield de vrijheid voor een geschenk, dat zij niet ongebruikt moest laten liggen. Toen stierf haar echtgenoot. Zij had hem geen erfgenaam gegeven. Met zijne ambten verloor