Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/356

Deze pagina is proefgelezen

niet heb opgehouden, hen te helpen, waar ik kon! O, foei! foei! met uwe Voorzienigheid; ik heb dan nog liever het koude onwrikbare noodlot der Ouden, hoewel zich hier, zonder die beiden, alles op de beste wijze door hoogst natuurlijke omstandigheden verklaart.”

Schilfern had hierop niet geantwoord; hij had, door een kort, maar wel uitgedacht woord, den Engelschman reeds tot de overtuiging teruggebracht, dat de mensch niet een bloot stoffelijk. zinnelijk dier moest zijn, met niets beters, dan een instinct. Jefferies had de ziel moeten erkennen, en van de ziel tot eene onsterfelijke ziel was maar één stap; en tusschen deze tot iets hoogers konde geene onoverkomelijke scheiding liggen; maar de dokter was voorzichtig: hij waagde zich niet aan twistpunten, die vervelen moesten. Hij wilde zijne Voorzienigheid, met al den grooten omvang van het woord, niet verdedigen, dan in feiten; en hij wilde Haar in het gevoelen van zijnen lijder niet wagen aan een half bewijs.