Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/359

Deze pagina is proefgelezen

»O, Signor Conte! lang, zeer lang geleden, zoolang, dat er mij weinig van heugt; ik was toen nog bijna een kind.”

»En Mylord komt nu?” vroeg Mancini met eenige verstrooiing; want hij zag iemand binnenkomen, in wien hij belang stelde.

»Van Parijs, Monsignore!” antwoordde Glenhouse, zonder het oog van Horatia af te wenden.

»Van Parijs!” riep de Principessa di Sola; »inderdaad, dan zijt gij ook niet te Turin gekomen, om u te vermaken!”

»Integendeel, ik hoop hier meer genot te vinden, dan in de Fransche hoofdstad,” sprak de Engelschman dubbelzinnig; en met het kennelijk doel, om der Dame een verder gesprek af te snijden, begon hij tot Mancini: »Reeds schonk uw Turin mij Mijnheer Schilfern als geneesheer, als vriend! Ik ben wel achteloos, hem nog niet te hebben voorgesteld.”

»Mijnheer Schilfern is altijd voorgesteld, als men hem ziet;” hernam Oloferno hoffelijk; en zachter zeide hij tot den Duitscher: »ik bid u, Dokter! sla de Marchesa toch nauwkeurig gade; er is iets koortsachtig in hare levendigheid, dat mij ontrust, vooral na hare matheid van dezen morgen.”

»Ik beloof het u, ik zal haar waarnemen, Signor Conte!”

»Horatia! gij hebt Signor Schilfern heden voor het eerst, breng hem een weinig op de hoogte van het gezelschap; ” en fluisterend voegde hij er bij:»Praat dan toch ook eens met den Engelschman; ik heb Monsignor Nicolo gezien, en ik moet hem iets zeggen.”

De Marchesa knikte toestemmend, en tot verder antwoord nam zij Schilfern naast zich.

»Signor Schilfern kan er niet aan twijfelen, dat ik alles doen zal, wat hij van mij kan wenschen!”

De Principessa di Sola had zich verwijderd met iemand, die haar voor den eersten dans vroeg. Mancini was aan het andere eind der zaal. Lord Glenhouse liet, met eene lichte buiging, den man, met wien hij intusschen gesproken had, aan zich zelven over, en die twee menschen welke elkander zooveel moesten te zeggen hebben, bleven nu onopgemerkt en alleen in het midden van die groote zaal, waar alles praatte en woelde en zich verdrong; waar het Italiaansche gebarenspel het puntige der