Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/366

Deze pagina is proefgelezen

»Het is onmogelijk, dat gij er buiten zijt. Begrijp, Dokter! Mylord heeft gisteren lang met haar gesproken! zij heeft mij zelve gezegd, dat hij aanspraak heeft willen maken op hare bekendschap; men heeft hem terstond daarop in eene zekere gemoedsbeweging zien vertrekken, nadat hij mij zeer zonderlinge woorden had toegeworpen, en in dezen eigen nacht is Horatia ontvlucht; terwijl zij mij een biljet achterlaat, dat spreekt van plichten, waaraan zij toevallig is herinnerd geworden; van banden, die zij te lichtzinnig heeft verbroken, en van een voornemen, om zich onverdeeld toe te wijden aan betrekkingen, die haar dierbaar waren. En dat zijn duidelijk voorwendsels: van betrekkingen weet ik niets, ik, die toch hare gansche geschiedenis ken; en banden heeft zij geene andere, dan die haar hadden moeten binden aan mij, in liefde en, ik durf bijna zeggen, in dankbaarheid. Het is blijkbaar, dat scherpe woorden van u haar hebben gewond,” ging hij voort tot Edward, »en tot dien stap overgehaald. Het verwondert mij alleen, dat gij haar nog niet gevolgd zijt. Gij ziet, dat wij duëleeren moeten.”

»Nog niet duidelijk,” antwoordde de jonge Lord, wiens oogen schitterden, en die toegeluisterd had met eenen glimp van genoegen, welken hij tevergeefs poogde te verbergen.

»Tegen een duël verzet ik mij als geneesheer,” sprak Schilfern. »Mijnheer de Graaf Oloferno Mancini is te veel een man van eer, om zich met een zieke te meten.”

»O, wat dat betreft!” hernam Glenhouse lachend, »ik heb genoeg behendigheid, om een weinigje kracht te vergoeden; maar toch heb ik zeer weinig lust, Lady Glenhouse Villiers tot het onderwerp van een duël te maken,”

»Uw naam?’, riep Oloferno, opspringende. »Mijn God! zijt gij met haar getrouwd?”

»Ja Monsignore, lang voordat gij haar hebt gekend. Gij ziet, dat ik de uitdager had kunnen zijn. Ik ben het niet geweest. Ik houd niet van scènes. En Lady Horatia heeft, zonder dat, wel genoeg opspraak gemaakt in de wereld. Zij heeft zwaar tegen mij gezondigd,” vervolgde Lord Edward, uit den lossen modetoon éénsklaps overgaande tot dien van eenen diepen ernst, welke iedere gedachte aan scherts weerde. »Zwaar genoeg, om nooit recht te hebben op vergiffenis; maar in den