Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/367

Deze pagina is proefgelezen

stap, dien zij nu gedaan heeft, en die niet werd afgesmeekt, nog geëischt, ligt toch een zweem van berouwen inkeer, die haar weer aanspraak geeft op mijne bescherming, nu zij vrijwillig heeft afstand gedaan van de uwe. Ik heb dus voorgenomen, haren naam te sparen als den mijnen. Gij ziet dus, Graaf! dat wij niet duelleeren moeten.”

»Ik zie, dat zij voor mij verloren is,” antwoordde Mancini, die zich in moedelooze verslagenheid naast Glenhouse op de sofa wierp. »Ik erken, dat gij de beleedigde zijt; maar nu moet gij ook toestemmen, dat gij er niet onkundig van kunt wezen, waar zij zich bevindt.”

»Op mijne eer! ik weet er niets van. Als het waarschijnlijkste denk ik mij, dat zij zich bij haar kind heeft gevoegd; want ik hoop nu met grond, dat dit kind nog leeft.”

»Zij was dus moeder en zij heeft het mij nooit gezegd? dit alles heeft zij voor mij verborgen gehouden; nu echter heldert zich veel op, dat mij altijd onverklaarbaar was. Nog te Napels heb ik haar een huwelijk voorgeslagen, maar zij wees het lachende af, onder voorwendsel van vrij te willen zijn.”

»Kom, Graaf! laat ons elkander een wederkeerig vertrouwen schenken,” sprak nu de jonge Lord, »dan zal het ons misschien mogelijk wezen, deze vrouw te ontraadselen.”

»Het zij zoo, Mylord! hoewel het. voor mij tot geene betere ontknooping kan leiden, dan tot Burger’s:

»Lasz fahren: hin ist hin !”

»Ik zal onderwijl mijne patiënten gaan zien,” zeide Schilfern, »mijn zieke, hier, kan ik voor dit uur gerust overlaten aan de behandeling van Monsignor Mancini.”